Uit onderzoek door SOVON Vogelonderzoek Nederland en IMARES Wageningen blijkt dat veel wadvogels de laatste jaren te weinig jongen hebben grootgebracht. Vooral soorten als eidereend, scholekster, kluut, visdief en noordse stern konden de populatie niet op peil houden.
De slechte broedresultaten worden vooral verweten aan stormvloeden in het voorjaar, predatie door roofdieren en een te laag voedselaanbod.
Waddengebied
Het waddengebied is het grootste aaneengesloten natuurgebied van ons land. Samen met de wadden in Noord-Duitsland en Denemarken is het gebied onlangs uitgeroepen tot Unesco Werelderfgoed. Ieder jaar zijn in het gebied zo’n tien miljoen vogels te vinden en is het gebied belangrijk voor 35 soorten kustbroedvogels.
Sinds 2005 worden gegevens verzameld over het broedsucces van diverse vogelsoorten. Tien representatieve vogelsoorten worden gemonitord via het Reproductiemeetnet Waddenzee. Via een ‘early warning system’ worden de vogelpopulaties gevolgd.
In 2009 en 2010 was sprake van een lager broedsucces, zoals reeds gezegd vooral voor de eidereend, scholekster, kluut, visdief en noordse stern. Matige tot slechte broedresultaten waren vooral voor kokmeeuw, zilvermeeuw en grote stern. Soorten als lepelaar en kleine mantelmeeuw lieten een positiever beeld zien. Oorzaken voor een lager broedsucces zijn vooral overstromingen tijdens het broedseizoen, predatie door vossen en ratten en een te gering voedselaanbod voor jonge vogels.
Toekomst
De onderzoekers geven een aantal aanbevelingen om tot een beter broedsucces te komen. Zo geven zij aan dat vernatting van graslanden op de Waddeneilanden kansen biedt voor het herstel van weidevogels, zoals de grutto. Ook moet kritischer worden gekeken naar de plannen voor kwelderaanleg langs de Groningse en Friese Waddenkust. Een derde aanbeveling is ander begrazingsbeheer van kwelders, koeien en schapen in plaats van paarden. Deze aanbevelingen kunnen leiden tot een positief broedsucces voor veel vogelsoorten.
Bron: Vroege Vogels ©PiepVandaag.nl Walter Eijndhoven