In het Limburgse Ysselsteyn, gemeente Venray, zijn 24.000 kalkoenen afgemaakt omdat bij de pluimveehouder vogelgriep is vastgesteld. Het gaat, zoals iedere keer, waarschijnlijk om de hoog pathogene variant. In de nabijheid van het bedrijf bevinden zich nog twee pluimveehouderijen en daar zijn uit voorzorg nog eens 40.000 vogels gedood, omdat personeel van het besmette bedrijf ook daar werkzaam is. De zoveelste ‘ruiming’ is een feit, dit kan niet langer zo doorgaan. Het roer moet om!
Deze kwestie maakt opnieuw pijnlijk duidelijk dat de intensieve (pluim)veehouderij als concept niet langer houdbaar is. Er hoeft maar een dierziekte uit te breken die door menselijke factoren (mogelijk) verder verspreid wordt en ontelbaar veel dieren moeten uit voorzorg afgemaakt worden. Dit terwijl er vaccinatie mogelijk is tegen bijvoorbeeld de vogelgriep, maar economische argumenten houden dat tegen, aangezien vaccineren de export zou bemoeilijken. En dat geeft exact aan waar het probleem ligt.
.
.
De intensieve dierhouderij staat terecht onder druk vanwege de negatieve impact op dierenwelzijn, natuur, milieu en klimaat. Ook kan de vee-industrie een kweekvijver zijn van nieuwe zoönosen, die de volksgezondheid in gevaar brengen. Maar vooralsnog blijft het een belangrijke inkomstenbron en economische factor, met name vanwege de export van levende dieren en vlees. Omdat de menselijke voedselketen inmiddels een wereldomvattend systeem is geworden hebben keuzes die we hier maken ook grote invloed op processen elders in de wereld, zoals ontbossing in Brazilië om plaats te maken voor sojaplantages (lees: veevoer). De gevolgen daarvan zijn inmiddels algemeen bekend.
Het roer moet om!
Als alternatief wordt vaak gesproken over lokaal produceren, zodat voedsel direct van de plaatselijke boer bij de consument belandt. Daaraan toegevoegd kan worden dat er niet langer voor de export geproduceerd wordt maar enkel voor de eigen behoefte. Hierdoor komt veel (landbouw)grond vrij, waardoor er meer ruimte is voor biologische, natuurinclusieve landbouw, die doorgaans wat minder opbrengst geeft. Dit gaat echter gepaard met toename van de biodiversiteit, een schoner milieu en het herstel van natuurgebieden. Traditionele bestrijdingsmiddelen worden steeds vaker overbodig, omdat meer variëteit in landbouwproducten op hetzelfde land – denk aan strokenlandbouw, of strokenteelt – automatisch meer natuurlijke vijanden van ‘schadelijke’ insecten aantrekt. Dit zal ook de bestuivers ten goede komen, die letterlijk broodnodig zijn voor een goede opbrengst.
Onderstaande video van Wageningen University & Research (WUR) legt uit hoe strokenteelt in zijn werk gaat:
.
De tijd is rijp
Voedselvoorziening is een basisbehoefte, maar in het huidige systeem wordt veel van het landbouwareaal gebruikt door grote boeren, die dankzij de export hun geld verdienen. Dat moet anders. De omslag naar lokaal produceren zou in een klap een einde kunnen maken aan megastallen, eindeloze vlaktes Engels raaigras voor koeien en uitgestrekte monoculturen van landbouwgewassen. Want alles waar ‘intensief” voor staat, of het nou landbouw is of veeteelt, zal een keer ten prooi vallen aan een ziekte of insect waartegen we niet opgewassen zijn. En dan is de economische schade plotseling enorm en komt onze voedselvoorziening in gevaar. Voedsel zou dus eigenlijk een nutsvoorziening moeten zijn, die niet gestuurd wordt door geld, maar door gezond verstand met een duurzame en ‘dierzame’ toekomstvisie. Het roer moet nu echt om, want de tijd is rijp.
Bron:
©AnimalsToday.nl Karen Soeters | House of Animals