Ingrid Claassen, die PiepVandaag een ingezonden brief stuurde over een verhuurd ezeltje dat een huifkar trok en vast kwam te zitten, besprak deze gebeurtenis met José De Giorgio. De docente dier-mens studies heeft de beschreven situatie en de reactie hierop van de NVWA kritisch bestudeerd: ze maakt zich zorgen over het gebrek aan inlevingsvermogen en het feit dat het ezeltje in kwestie door de handhavende instantie vooral als object wordt beschouwd. Ook vindt ze het kwalijk dat het welzijn van het gehuurde dier onderschikt blijkt te zijn aan het economisch belang.
Wat maak je op uit het antwoord naar aanleiding van de melding?
Wat opvalt in het geformuleerde antwoord van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit, is dat er op geen enkele manier in de brief naar een dier wordt verwezen, laat staan naar een beleving en de meegemaakte ervaring van het dier binnen de betreffende situatie en de ervaring van de mensen om je heen, daar wordt ook niet naar gerefereerd.
De oppervlakkigheid die daarmee uit dit schrijven naar voren komt is ook wel een realistische afspiegeling van de Nederlandse regel-cultuur die weinig ruimte laat voor het begrip voor en het inlevingsvermogen in een ander. De focus ligt op het verifiëren van een wetsartikel, niet op het begrijpen van de situatie, waardoor het uiteindelijk net lijkt alsof er niets is voorgevallen.
Je kunt je niet aan de indruk onttrekken dat de handhavende instantie onvoldoende in staat is om deze überhaupt wetten te handhaven. Niet het welzijn van het dier maar het economisch belang lijkt bij de handhaving voorop te staan.
De omschrijving “Er wordt voorlichting gegeven en een schrijven meegegeven betreffende gebruik aan alle kanten” zou daarnaast passen bij een gehuurd product, een grasmaaier of zoiets. Maar het gaat hier om een individu, een levend wezen dat tegen betaling wordt meegegeven zonder dat er geverifieerd wordt of men in staat is om tot de verzorging van dat dier in staat te zijn, iets wat in deze situatie ook duidelijk niet het geval was.
Hoe kijken jullie tegen het huren aan?
Daarin zit het hele probleem van het verhuren van de ezel in kwestie. Het doel van de tocht is geweest een ezel te gebruiken als instrument om een groep mensen op een kar vooruit te trekken. Het consumeren voor mensgericht tijdverdrijf. Het verzorgen van de ezel is helemaal niet de insteek. En dat zou al vragen op moeten roepen. Sterker, dit zou anno 2015 volledig ter discussie moeten staan. En zelfs al zou het onder toezicht van een eigenaar gebeuren, die wel in staat is om zorg te dragen voor het dier, dan gaat zorgdragen nog steeds uit van fysiek welzijn, en niet van het waarborgen en “uitgaan van de intrinsieke waarde van een dier”, terwijl dat ook in de wet is opgenomen. Terwijl de ezel uiteindelijk een eigen beleving heeft die gewaarborgd zou moeten worden, eigen relaties en interacties met soortgenoten, die niet zomaar stoppen omdat er toevallig een mens toe is aan een beleving, en waardoor een dier uit zijn eigen sociale context wordt weggehaald om met een onbekend persoon, dus volledig de socio-cognitieve behoefte en capaciteiten van een ezel negerend.
Zie je hierin een verschil met andere landen?
De diep gewortelde gewoonte om een dier als ondergeschikt aan een mens te zien is een Nederlands taboe. Iets waar nog te weinig platform voor is om daar op een serieuze manier aandacht aan te besteden. Rekening houden met het feit dat een dier een eigen beleving heeft wordt makkelijk weggewimpeld als onbelangrijk detail. Sterker nog; het is vaak alsof er mentale kortsluiting ontstaat als dit ter sprake wordt gebracht. Alsof dit tot cognitieve dissonantie leidt. Hoewel elk land zijn eigen problemen heeft als het gaat om het verbeteren van dierenwelzijn, is het in vele andere landen veel makkelijker om over het dier als subject te spreken.
De vraag die dit incident, de melding, de onduidelijkheid over het bestaan van wetsartikelen, de uitgevoerde inspectie en de inhoud van de brief op zou moeten roepen, is hier dan ook of men überhaupt wel in staat is om te herkennen dat deze ezel een subject is, met een eigen beleving en eigen ervaringen waarvan de kwaliteit gewaarborgd zou moeten worden.
Het ontwikkelen van wetsartikelen om welzijn te bevorderen, als gevolg van een internationaal groeiend bewust zijn voor dieren, zou dan ook gepaard moeten gaan met een commitment om kennis op te doen van het dier als individu, als subject, als iemand met een eigen beleving, eigen behoeften en eigen voorkeuren.
Wetsartikelen zijn niet voldoende om een waardesysteem te veranderen. In een maatschappij waar normen, waarden en het regulier onderwijs het dier nog te makkelijk als object beschouwen, zal een moderne wet- en regelgeving, zonder commitment voor kennis van dierenwelzijn, dit ook niet naar een hoger niveau brengen. Zoals duidelijk blijkt uit dit hele verhaal.
Tijd voor verandering. Tijd voor kennis.
José De Giorgio, docente dier-mens studies
Learning Animals Instituut voor Ethologie, Ethiek en Zoöantropologie