Iedereen kent hem wel, de (witte) ooievaar (Ciconia ciconia). De grote vogel sprak vroeger al veel tot de verbeelding en niet voor niets dacht men dat de ooievaar de brenger van kinderen was. De vogels leven graag in de nabijheid van menselijke bewoning en hun nesten zijn dan ook vaak te vinden op daken van huizen, kerken en andere gebouwen.
Helaas ging het in de jaren ’60 en ’70 snel bergafwaarts met deze grote wit/ zwarte vogel en halverwege de jaren ’70 was de ooievaar dan ook zo goed als verdwenen. Om het tij te keren werd in die tijd Ooievaarsdorp Het Liesveld opgericht, om ooievaars te fokken en weer uit te zetten. Het uitzetten hielp en van lieverlee werden de vogels weer steeds meer waargenomen. In de 21e eeuw is de ooievaar niet meer weg te denken uit het Nederlandse landschap.
De ooievaar herken je aan zijn enorme grootte. Hij is zwart-wit gekleurd met lange rode poten en snavel. Hij wordt 1.00 tot 1.15 meter hoog en zijn vleugels hebben een spanwijdte van 1.80 – 2.15 meter. In de vlucht is hij wel te verwarren met kraanvogels of zwarte ooievaars. Als je echter beter kijkt is de ooievaar te herkennen aan zijn gestrekte hals, brede vleugels en poten die buiten de staart hangen.
Broedsel
In april begint een paartje ooievaars met broeden. Meestal worden 3-5 eieren gelegd, die gedurende 33-34 dagen worden bebroed. Het enorme nest wordt meestal gemaakt op hoge palen, kerktorens of in hoogspanningsmasten. Na een uitgebreide balts volgt de paring, waarbij beide vogels hun kop in de nek gooien en klepperen. De jongen zitten een kleine twee maanden op het nest en worden, nadat zij al zijn uitgevlogen, nog zo’n week tot drie weken gevoerd door beide ouders.
Voedsel
Ooievaars zoeken hun voedsel vaak in weilanden en uiterwaarden met een hoge waterstand. Deze vogel is een echte alleseter: kikkers, ratten, mollen, jonge vogels, hadissen, aas, eigenlijk gaat alles erin.
Vogeltrek
Het is een majestueus gezicht als ooievaars in grote groepen wegtrekken. Een bekende hotspot is de Bosporus bij Istanbul, waar de ooeivaars in groepen van een paar honderd exemplaren overheen trekken, op weg naar zuidelijke oorden in Afrika. Nederlandse ooievaars maken liefst gebruik van de trekroute over Gibraltar, in Zuid-Spanje. Hier weten zij goed gebruik te maken van de thermiek, zodat zij op één dag grote afstanden kunnen afleggen. Ongeveer twintig procent van de Nederlandse ooievaars blijft in de winter in eigen land rondhangen. Veelal zijn dit vogels afkomstig uit fokprogramma’s. De echte trekvogels verlaten onze regio in augustus, gemengd met ooievaars uit Denemarken en Duitsland, om in februari alweer terug te keren.
Sinds 1990 is de stand van de ooievaar verdubbeld. Wij hebben nu weer zo’n 850-950 paartjes in Nederland (stand in 2014).
Volg de ooievaarsjongen
Bij Beleef de Lente van de Vogelbescherming is een ooievaarsnest live te volgen. Van 1 maart tot 30 juni zijn alle belevenissen van ooievaars, maar ook diverse andere vogelsoorten te zien.
Zwarte ooievaar
Naast de (witte) ooievaar leeft in Europa nog een ooievaarsoort, namelijk het zwarte neefje van onze eigen ooievaar, de zwarte ooievaar. Deze nogal heimelijk levende soort, komt vooral voor in uitgestrekte bossen in Oost-Europa. Het grootste verschil is de opvallend zwarte hals en witte buik. De zwarte ooievaar kan in kleine aantallen ook in Nederland worden aangetroffen. Deze vogels trekken vooral vanuit hun westelijke verspreidingsgebied ( Noord-Duitsland/ Denemarken) over Nederland. Vooral in het najaar is er kans op het zien van zwarte ooievaars, vaak alleen, maar ook wel in een klein groepje. Zwarte ooievaars breiden hun broedgebied steeds meer uit richting Nederland, zodat het afwachten is wanneer het eerste broedgeval in Nederland plaatsvindt. Daarmee zouden wij een mooie broedvogelsoort rijker zijn.
Bronnen: Vogelbescherming Nederland, Sovon Vogelonderzoek Nederland ©Animals Today Walter Eijndhoven