Als een spookachtig gekrijs is te horen in de buurt van een kerktoren, of een boerderij, is dit meestal een kerkuil. Met zijn witte, hartvormige gezichtssluier, vanuit het donker aanvliegend, is het spookachtige beeld compleet. De kerkuil is één van de kleurrijkste Nederlandse uilen: een geelachtige tot witte gezichtssluier met een zuiverwitte tot lichtgevlekte onderzijde, afhankelijk van zijn leefgebied in Europa.
De kerkuil begint soms al in maart te broeden, maar de uil kan zelfs nog in het najaar tot broeden komen, afhankelijk van de muizenstand. In veldmuizenrijke jaren kunnen legsels voorkomen tot liefst twaalf eieren. Daarna kan de uil nog tot een tweede en zelfs derde broedsel overgaan. Kerkuilen broeden graag in oude kerken, maar ook in speciaal voor deze soort gemaakte uilenkasten.
Leefgebied
De kerkuil leeft het liefst in halfopen landschappen, in de buurt van boerderijen. Van hieruit gaat hij op jacht naar veldmuizen, waar weilanden worden afgewisseld met akkerranden, houtwallen en bosjes. Hier jaagt hij ook graag op woelmuizen, spitsmuizen en amfibieën. Ook vogels staan op zijn menu. Vaak vanaf lage zitposten, met lange, ondiepe vleugelslagen probeert hij een prooi te verschalken.
Volwassen kerkuilen zijn echte standvogels. Het gehele jaar blijven zij in de buurt van hun broedplaats. Aan strenge winters hebben kerkuilen een hekel. Tijdens een periode van sneeuw en vorst kunnen veel uilen het loodje leggen. Jonge kerkuilen zwerven uit, maar meestal niet veel verder dan enige tientallen kilometers.
Dunne schaal
Halverwege de jaren ’60 was de kerkuil nog maar een zeldzame verschijning in ons land. Behalve strenge winters, zoals die van 1963, deed ook het landbouwgif DDT hem de das om. Eieren die zij legden, braken gewoon door midden, vanwege de te dunne schaal. Gelukkig kregen vrijwilligers meer interesse voor deze prachtige uilensoort, hingen zij overal nestkasten op en kregen zij meer oog voor het landschap waarin de uil leeft. Van lieverlee kroop de kerkuil uit het diepe dal. Niet alleen dankzij de vele vrijwilligers, die zich verenigd hadden in de Stichting Kerkuilenwerkgroep Nederland, maar ook door boeren, die enthousiast meewerkten aan nestgelegenheid en biotoopverbetering. Volgens de laatste gegevens van SOVON broedden in 2014 zo’n 2.500-2.700 paar kerkuilen in Nederland.
Behalve in Nederland komt de kerkuil in grote delen van Europa voor, vooral in het westen en zuidwesten van ons werelddeel. In het noorden ontbreekt de soort.
Belangrijk bij het onderzoek naar kerkuilen, is het ringen van de vogels om populatie en verspreidingsgebied in kaart te brengen. Eindredacteur Angelique Lagarde mocht mee met de Uilenwerkgroep Hoeksche Waard en schreef daarover dit verslag.
Bronnen: Sovon Vogelonderzoek Nederland, Vogelbescherming Nederland ©Animals Today Walter Eijndhoven