In 2019 werd in de staat Maine (VS) een dode zeearend gevonden met een steekwond in zijn borst. Het was een raadsel. Wat was er gebeurd? Na onderzoek bleek de dader een ijsduiker te zijn. Waarschijnlijk had de arend het op een jonge ijsduiker gemunt, waarna de ouder vanuit een duik in het water weer pijlsnel uit de diepte omhoog schoot en de arend met zijn snavel dodelijk verwondde. Een ongelofelijk verhaal, maar waargebeurd. Deze grote watervogel is dus in staat zich te verdedigen, maar wat is het verder voor dier en waar leeft hij?
De ijsduiker (Gavia immer) is de grootste duiker uit de familie van zeeduikers (Gaviidae). In het Engels heet deze vogel de Common Loon of Great Northern Diver. De familie van Gaviidae bestaat uit slechts een geslacht, de Gavia (zeeduikers), maar er zijn vijf soorten waaronder de parelduiker, de rondkeelduiker en de grootste soort is dus de ijsduiker. De naam werd bedacht in 1764 door Morten Thrane Brünnich. Gavia betekent ongedefinieerde zeevogel en immer is de Noorse naam voor deze vogel. Immer kan komen van het Zweedse immer dat grijs/zwarte as betekent en verwijst naar de kleur van de vogel, of het kan afstammen van het Latijnse immergere (duiken).
De Engelse naam voor de soorten in deze familie eindigt altijd op het woord Loon (Common Loon, Great Northern Loon, etc.). Die naam komt voort uit het klagende vibratogeluid dat de Loon-vogels maken in het broedseizoen, een geluid dat zeer eigen is aan de Canadese natuur. Het zou klinken als het gelach van geestesgestoorde mensen, in Amerikaanse landen ook wel “loonies” genoemd.
De ijsduiker is de nationale vogel van Canada en zijn afbeelding komt voor op de $1 munt die ook wel een loonie wordt genoemd. Het typerende geluid wordt vaak gebruikt in films die zich afspelen in noordelijke, afgelegen natuurgebieden (bijvoorbeeld in de film ‘On Golden Pond’). De vogel speelt ook een grote rol in de verhalen en mythes van de oorspronkelijke bewoners van Noord-Amerika.
IJsduikers komen vooral voor in de noordelijke helft van Amerika en broeden in de binnenwateren van Alaska, Canada en Groenland, maar ze komen ook voor op IJsland. In de winter trekt de vogel naar de zuidelijke kusten van Noord-Amerika en Europa en komt soms zelfs tot in Californië en de Golf van Mexico. Vanuit IJsland trekt de ijsduiker naar de zuidelijke kusten van Europa en overwintert ook ter hoogte van Nederland. Ze zijn niet heel makkelijk te spotten, maar het komt voor dat ze aan de kust te zien zijn of in een van de wat grotere binnenwateren van Nederland.
Hoe ziet deze vogel eruit?
De ijsduiker is een grote, forse vogel. Hij is zo’n 69-91 cm groot en weegt 3-4,5 kilo. De spanwijdte is 127-147 centimeter. Mannetjes en vrouwtjes zien er hetzelfde uit, alleen zijn de mannetjes groter. Ze hebben een grote, dikke snavel en een steil voorhoofd en opvallend rode ogen. Een belangrijk kenmerk is de donkere halsband die vanaf de achterkant van de nek naar voren uitsteekt en daarboven een witte inkeping heeft. Het zomerkleed van de ijsduikers is veel uitgesprokener zwart-wit dan het winterkleed, dus de prachtige scherpe lijnen, die doen denken aan de zwart-witte blokken van een dambord, zullen we in Nederland niet gauw te zien krijgen.
Hij lijkt qua uiterlijk veel op zijn familielid de parelduiker, maar is aanmerkelijk groter. In de broedtijd is het de enige vogel met een volledig zwarte kop en een zwart/wit gestreepte hals. Ze hebben een langer lichaam dan bijvoorbeeld een fuut en ze vliegen ook meer. Tijdens de vlucht kan je zien dat de poten veel verder naar achteren zitten dan bij andere watervogels. Daarmee zijn ze wat onhandig op land, maar juist door de stand van de poten en vooral ook door de grote, met zwemvliezen beklede voeten kunnen ze een enorme snelheid ontwikkelen in het water en zijn ze daarmee snelle duikers. Dat heeft de zeearend tot zijn spijt ook ondervonden! Ze hebben weliswaar een lange aanloop nodig om te gaan vliegen, maar kunnen al vliegend een snelheid ontwikkelen van zo’n 120 kilometer per uur.
Territorium en leefwijze
De ijsduikers zijn erg territoriaal, ook naar soortgenoten. Ze zijn monogaam en zorgen samen voor zowel de eieren tijdens het broeden, als voor de jonkies. In de winter blijven ze niet samen en meestal arriveert het mannetje al eerder op de broedplaats als het water net ijsvrij is en begint dan vaak al aan het onderhouden of bouwen van het nest. Als ze een geslaagd broedseizoen achter de rug hebben, gebruiken ze vaak hetzelfde nest, anders maken ze samen een nieuw nest van dode moerasplanten waar ze een soort klein bergje van maken, met een doorsnede van zo’n 56 cm. Ze bouwen bij voorkeur laag op de grond, dichtbij water. Dat is niet altijd de meest veilige plek, omdat het water flink kan stijgen en het nest ook makkelijk bereikbaar is voor eirovers.
Ze leggen meestal eind mei of begin juni hun één à twee eieren, afhankelijk van wanneer het ijs verdwenen is. De eieren worden enkele dagen na elkaar gelegd en de jongen komen dus ook niet gelijktijdig uit. De olijfbruine eieren met donkerbruine spikkels worden in 28 dagen uitgebroed door beide ouders. De jonge vogels kunnen al na enkele dagen duiken. Nadat ze uit het ei komen, gaan ze een paar uur later al met hun ouders mee het water in, waar ze beter beschermd kunnen worden tegen soortgenoten en arenden. Na tien tot elf weken zijn ze vliegvlug, tot die tijd worden ze soms ook op de rug meegenomen, net zoals futen dat doen. Als er weinig voedsel voorhanden is, overleeft meestal maar een jonkie. Opvallend is dat de kinderen de geboortegrond pas verlaten als het ijs komt, enkele weken nadat hun ouders al vertrokken zijn voor de reis naar het zuiden.
.
Voedsel en leeftijd
IJsduikers leven vooral van vis. Ze kunnen vissen tot zo’n 26 centimeter groot aan, maar als er daar te weinig van zijn eten ze ook insecten, larven, garnalen, waterplanten en algen. Deze vogels zijn visuele jagers, wat betekent dat het water waarin ze jagen heel helder en schoon moet zijn. Ze scharrelen niet naar eten zoals andere watervogels, bijvoorbeeld eenden, wel doen. Meestal wordt de prooi onderwater al opgegeten, maar als het slachtoffer heel groot is, brengen ze het eerst naar de oppervlakte. Ze kunnen wel vier tot tien meter diep duiken, soms zelfs zestig meter. De gemiddelde duiktijd is 42 seconden, maar maximaal een minuut. Zo’n 90 procent van de ijsduikers bereikt de leeftijd van twintig jaar, daarna wordt nog maar driekwart ouder dan dat. Mannetjes verliezen al vanaf hun vijftiende jaar kracht en energie en worden dan vaak verdreven uit hun territorium.
IJsduiker roep
IJsduikers maken veel verschillende geluiden, waarmee ze duidelijke berichten aan hun omgeving doorgeven. Zoals al eerder genoemd is de roep van het broedseizoen zelfs de reden van hun naam. Daarnaast kunnen ze jodelen; elk mannetje heeft zijn eigen jodel en als hij zijn territorium verplaatst, verandert hij ook zijn jodel. Ze kunnen een tremolo geven, dat is een langdurige en snelle herhaling, om alarm te slaan. Ook kunnen ze sterke, spookachtige geluiden maken, waarmee ze hun aanwezigheid kenbaar maken voor soortgenoten. En als laatste kunnen ze ook een zacht toeterend geluid maken, dit is vooral bedoeld voor hun partner of om hun jonkies bij zich te roepen. Vooral ’s nachts zijn ze vocaal actief, al hangt hun activiteit ook af van de tijd van de dag, nacht, het seizoen en het weer.
.
Vijanden en voortbestaan van de ijsduiker
Jonge ijsduikers lopen het meeste gevaar om door grotere dieren, zoals arenden, te worden opgegeten. Volwassenen kunnen door haaien worden aangevallen, maar ze gebruiken hun duikkunst, hun snelheid en vooral hun scherpe snavel om aanvallers af te slaan. De eieren worden door veel dieren gegeten als de ouders even niet opletten. Omdat de nesten laaggelegen zijn, zijn ze makkelijk bereikbaar voor bijvoorbeeld wasberen. Zij zijn verantwoordelijk voor zo’n 40 procent van de mislukte nesten. Verder kunnen volwassen ijsduikers last hebben van parasieten zoals wormen, maar ook het eten van vissen, die ziek zijn van botulisme, kunnen een direct gevaar vormen.
Helaas vormt ook voor deze diersoort de mens de grootste bedreiging. Door de klimaatverandering schuiven de broedplaatsen op naar het noorden en wordt de ruimte om goede nestplaatsen te vinden steeds kleiner. Ook is er vaker dan vroeger een gevaar van overstroming, zowel door de klimaatverandering als door de toenemende drukte van watersporters. Zij maken veel lawaai en er ontstaan vaak slaggolven door het gebruik van speedboten. In Canada proberen ze dat op te vangen door drijfeilanden aan te leggen die met de waterstand meebewegen. De verontreiniging van het water door zure regen en andere uitstoot is voor vogels als de ijsduiker een groot probleem. Ze hebben schoon en helder water nodig om te kunnen jagen en dat wordt steeds lastiger. Ze hebben bijvoorbeeld veel schade geleden door de olieramp in Alaska in 1986, die veroorzaakt werd door lekkage van de tanker van Exxon Valdez die tegen een ijsberg aanvoer.
Ondanks de invloed van de mens staat de ijsduiker nog niet op de lijst van bedreigde diersoorten (IUCN Red List). Met een stabiele populatie van 612 tot 640duizend exemplaren in Noord-Amerika en zo’n 1.400 tot 2.600 volwassen exemplaren in Europa, kan de vogel zich nog redelijk goed staande houden. Gelukkig maar, laten we ons blijven inzetten voor een schonere natuur en de dieren hun leefruimte gunnen, dan kunnen wij misschien op een winterdag ook zomaar zo’n prachtige ijsduiker tegenkomen langs onze kustlijn.
Bronnen:
©AnimalsToday Hansje Cozijnsen