De bever is het grootste knaagdier van Europa. Van kop tot staart is het dier 70-120cm lang. Bevers zijn inheemse diersoorten, maar in 1826 uitgestorven in Nederland, door bejaging en biotoopverlies. Dankzij een succesvol herintroductieprogramma, gestart in 1988, breidt de populatie bevers zich uit.
Bevers zijn overdag vooral in hun hol of burcht te vinden, ’s nachts gaan ze op pad. Deze grote knaagdieren kunnen zo’n 15 – 20 jaar oud worden. Ze hebben weinig natuurlijk vijanden, maar worden bejaagd door grote roofdieren- en vogels, zoals arenden, vossen en marters. Deze pakken met name de jonge bevers, die een makkelijker prooi zijn. Hun grootste bedreiging is echter de mens.
Bouw
Bevers zijn forse dieren met korte poten, een robuust lijf en een kleine, brede kop. Het zijn de grootste knaagdieren van Europa. Mannetjes en vrouwtjes worden even groot (circa 120cm lang) en volwassen dieren wegen maximaal 35 kilogram. Wel hebben vrouwtjes een langere, smallere staart. Aan het formaat is dus niet te zien of een bever een mannetje of vrouwtje is. Ook hun geslachtsorganen maken weinig duidelijk, want de mannetjes hebben geen zichtbare penis. Alleen een penisbotje, dat je kunt voelen aan de onderkant van hun lichaam. Ze poepen en plassen uit één gaatje, aan het einde van hun darmen, waar ook de urinebuis op uitkomt. Hun uitwerpselen zijn geelbeige tot donkerbruin en kogelrond tot eivormig en liggen gewoonlijk in het water.
Het zijn echte waterdieren, waar hun bouw op is afgestemd. Zo hebben ze zwemvliezen tussen de vijf tenen van hun achterpoten. Hun bruine (soms donkergrijze) vacht is waterafstotend, de haren staan heel dicht op elkaar en bestaat hun vacht bestaat uit twee lagen. Dagelijks poetst de bever zijn pels en smeert deze in met bevervet uit een speciale klier. Daarnaast heeft de bever twee klieren waaruit een substantie komt die ‘bevergeil’ wordt genoemd. Dit sterk ruikende, muskusachtige Castoreum gebruikt het dier om zijn territorium af te bakenen, maar wordt ook gebruikt in de parfumindustrie. Ook wordt het toegepast in de voedingsmiddelenindustrie, als aroma.
Ze hebben kleine oren en neusgaten, die ze kunnen afsluiten tijdens het zwemmen. Zo kunnen ze tot wel 15 minuten onder water blijven. Hun platte, geschubde staart wordt onder meer gebruikt om te sturen. Als er gevaar dreigt, slaan ze met hun staart op het water, om hun soortgenoten te waarschuwen. De staart is zo’n 30cm lang.
Hun scherpe voortanden zijn groot en bedekt met een harde laag oranje glazuur. Aangezien het knaagdieren zijn, groeien hun tanden door. Ze slijten ze door aan boomstammen te knagen. Tandafdrukken zijn zo’n 8mm breed.
Chris Packham bezoekt een gebied in Schotland waar, na 400 jaar afwezigheid, Europese bevers zijn uitgezet in 2009:
Voedsel
Bevers zijn planteneters die bekendstaan om het vellen van bomen om aan te knagen en te gebruiken voor hun burcht of als voedsel. In een jaar tijd vellen ze 45-70 bomen. Ze hebben een voorkeur voor bomen als wilgen en populieren, voor de bast, takjes en bladeren. Deze gebruiken ze ook als wintervoorraad. Met het hout doen ze niets. Hebben ze een boomstam omgeknaagd, dat loopt deze meestal vanzelf weer uit. In de winter knagen ze meer aan bomen en takken dan in de lente, wanneer er meer voedsel beschikbaar is, zoals kruiden en (oever)planten.
Winter
Bevers houden geen winterslaap, maar zijn in de winter wel minder actief. Door lichaamsenergie te besparen en tegen elkaar aan te kruipen in hun geïsoleerde burcht, blijven ze op temperatuur. Hun lichaam slaat vet voor de winter op bij de staartaanzet. Als het water bevroren is, zit er weinig op dan meer tijd in hun burcht te blijven. Voor dit doel heeft de ijverige bever een voorraad takken en schors aangelegd bij de ingang van de burcht, zodat hij voldoende te eten heeft. In deze ‘natte’ kamer slaat hij zijn voedsel op en droogt hij wat op, voor hij naar de droge kamer gaat.
Waterdier
Deze aquatische zoogdieren voelen zich als een vis in het water. Ze kunnen snel zwemmen en goed duiken. In het water voelen ze zich veiliger dan op het land. Bevers hebben een voorkeur voor rivieren en meren, met een minimale diepte van 50cm en bomen als es en wilg op de oevers. Het zijn echte landschapsarchitecten die indrukwekkende burchten maken, geulen graven en de waterstand aan hun wensen aanpassen door dammen te bouwen. Zo blijft hun hol droog, dat ze bereiken via de ingang die juist onder water ligt. Beverdammen kunnen een ecologische dienst verlenen: ze creëren meer drasland, wat gunstig is voor vissen en watervogels. Op die manier veroorzaken ze echter soms ook overlast. Populaties en ontwikkelingen worden goed gevolgd door bever- en otterwerkgroep CaLutra, om overlast te helpen beperken en te voorkomen dat bevers als plaagdier worden gezien.
Nijvere bevers kunnen echter ook worden gebruikt om overstromingen juist te voorkomen. In het Britse Forest of Dean wordt een familie bevers uitgezet om dammen en kanalen te bouwen, om de stroming van de rivier Lydbrook te vertragen. Lees hier meer over in het artikel ‘Overstromingen voorkomen met hulp van uitgezette bevers‘.
Sir David Attenborough toont een indrukwekkend beverbouwwerk:
Bevergezin
Een familie bevers leeft in een burcht, met de jongen van dit jaar en die van vorig jaar. De oudere dieren worden verstoten, als ze volwassen worden (2-3 jaar oud). Bevers zijn monogaam. Een paartje krijgt jaarlijks een nest, van een tot negen (maar gewoonlijk twee tot vier) jongen, na een draagtijd van 3,5e maand. De jongen worden geboren tussen april en juli en zijn dan al dichtbehaard en hebben hun ogen open. Zes weken later worden ze gespeend.
Verspreidingsgebied
Bevers behoren tot de familie Castoridae (beverachtigen). Euraziatische beverpopulaties (Castor fiber) zijn, behalve in Nederland, ook te vinden in Duitsland, Groot-Brittannië, Zuid-Frankrijk, Spanje, Polen, Zwitserland, Oostenrijk, Rusland en Scandinavië. Daarnaast komen ze voor in Mongolië, China en Rusland. Amerikaanse bevers (Castor canadensis) komen hoofdzakelijk voor in de Verenigde Staten en Canada. Ook zijn ze in Finland geïntroduceerd.
Herintroductie
Bevers kwamen oorspronkelijk in Nederland voor, maar raakten in 1826 uitgestorven door intensieve bejaging en biotoopvernietiging. Beverpelzen en vlees waren zeer gewild. Ook werden ze gedood vanwege het veroorzaken van overlast (door ondergrondse holen waar vee in stapte). In 1988 zijn bevers weer uitgezet. Op plaatsen waar ze zijn geherintroduceerd (de Bischbosch, Gelderse Poort en het grensgebied van Groningen en Drenthe) gaat het goed met de populaties. Ze hebben zich ook uitgebreid naar andere gebieden. Sommige plaatsen zijn naar de (voormalige) aanwezigheid van bevers vernoemd, zoals Beverwijk en Beverwaard.
Bronnen: De Zoogdiervereniging, De Zoogdiervereniging/CaLutra, Nationaal Park De Biesbosch, National Geographic ©Animals Today Angelique Lagarde
Strijd mee tegen dierenleed!
Related posts
1 Comment
Comments are closed.
En nu praten ze ook al weer over afschieten, leuk voor de jagers, dat herintroduceren.