Varkenshouder Wijdeven uit Uden verruilt zijn varkens voor zalmen. Dit najaar opent hij met een compagnon de eerste kweekzalmboerderij van Nederland, mede mogelijk gemaakt door Europees subsidiegeld. De laatste ruim zesduizend varkens zijn geslacht, om ruimte te maken voor tienduizenden plofzalmen, die rondjes mogen zwemmen op de kwekerij.
Vijf jaar geleden besloot de voormalige varkenshouder te stoppen met zijn bedrijf. Zijn kinderen waren niet van plan de varkenshouderij over te nemen. Door de stikstofmaatregelen zou hij moeten investeren in zijn verouderde stallen. Hij maakte gebruik van de saneringsregeling voor varkenshouders. Samen met Rob Dortmans, die de exploitatie op zich neemt, start hij de Zalmboerderij Maashorst. Dit project wordt hoofdzakelijk gefinancierd met geld van de Europese Unie. Europa betaalt 850.000 euro, de provincie vult dit bedrag aan met nog eens 150.000 euro. Dortmans:
“De Europese subsidie maakt het mogelijk om in één keer een goed concept neer te zetten, waarbij we geen concessies aan de kwaliteit of dierenwelzijn hoeven te doen. Daar zijn we natuurlijk hartstikke blij mee.”
Van varkens naar zalm
Varkens en vissen lijken natuurlijk totaal niet op elkaar. Maar ze hebben een aantal dingen gemeen. Net zoals een varken zijn natuurlijk gedrag niet kan en mag vertonen in een varkenshouderij, kan ook de zalm dit niet doen in een zalmkwekerij. En ze zijn allebei doorgefokt op snelle groei, wat leidt tot veel gezondheidsproblemen bij beide dieren, zoals hartproblemen, misvormingen van de wervelkolom en hogere stressgevoeligheid. Het grote verschil met varkens is, dat een kweekzalm totaal geen bescherming geniet wat betreft dierenwelzijn. De claim over geen concessies hoeven doen aan dierenwelzijn is daarmee wel heel makkelijk te maken.
Natuur versus kweek
De zalm is van nature een trekdier en staat dan ook bekend om zijn ‘homing’ gedrag. Hij zwemt vanuit de zee honderden kilometers naar zijn geboortegrond, om zich daar voort te planten. In zijn leven legt hij onder natuurlijke omstandigheden duizenden kilometers af. In de kwekerij kunnen ze dit niet en zwemmen ze doelloos rondjes, dicht op elkaar gepakt. Dit belemmert hun vermogen om vrij te bewegen en zorgt ervoor dat ze constant tegen elkaar stoten. Hierdoor lijden veel vissen aan verwondingen en misvormingen, zoals blindheid, staar, ‘pop eye’ (een ontsteking), beschadiging aan de vinnen, bacteriële en ook parasitaire infecties.
.
Luis in de pels: het schokkende verhaal achter Schotse kweekzalm
.
Zalmen met aandoeningen ondervinden ernstige last. Zwemmen wordt moeilijk, ze hebben meer stress en de kans op vroegtijdig sterven is groot. Het water in de bassins van de kwekerijen is vaak sterk vervuild, dit komt vooral door de uitwerpselen van de duizenden zalmen in de kooi. Ammoniak uit de ontlasting leidt al snel tot huidproblemen en vergiftiging.
Keurmerk voor kweekvissen
Ook met het keurmerk speciaal voor duurzame kwekerijen – Aquaculture Stewardship Council-keurmerk (ASC) – is dierenwelzijn amper meegenomen in de standaarden waaraan een kwekerij zich moet houden. Het keurmerk heeft dan ook als primair doel de invloed van het kweken van vis op het milieu te verlagen. Er staat iets in over het kwaliteit van het water, stressvermindering en leefruimte. Maar zou je deze regels strikt volgen, dan zou dat beteken dat je een zalm niet zou mogen opsluiten in bassins van een kwekerij. Vervolgens zijn er al helemaal geen eisen voor transport en slacht. Zalmen, zoals standaard is bij vrijwel alle vissen, worden gedood zonder verdoving, door langzame verstikking op ijs, of de ingewanden worden bij volle bewustzijn verwijderd.
Plofzalmen duurzaam?
Het Europese subsidiegeld komt uit een potje speciaal bestemd om innovatie aan te jagen en de stikstofuitstoot terug te dringen. In Uden gaat het Europese geld dus naar de zalmkwekerij. Een zalmkwekerij stoot zo’n 96 procent minder stikstof uit dan de varkensboerderij deed. Ook meegenomen in deze redenering is dat de dode zalm niet meer geïmporteerd hoeft te worden vanuit Schotland of Noorwegen, voordat het hier in de winkels ligt. Dat de bevruchte zalmeitjes wel eerst vanuit IJsland naar Brabant zijn gevlogen is niet meegenomen in deze redenering.
.
.
Vanuit een kweekvijver gaan jonge zalmpjes naar de eerste Nederlandse zalmkwekerij. Daar moeten ze doorgroeien naar een gewicht van 4,5 kilo, voordat ze gedood worden. Ze krijgen het etiket lokale vis, maar hun geboortegrond hoorde IJslands te zijn. Niet onbelangrijk in het ‘duurzame’ verhaal is ook dat zalmen vleeseters zijn. Of liever gezegd, viseters. Ze worden deels gevoerd met wild gevangen vissen. Voor één gekweekte plofzalm zijn zo’n 350 wilde vissen gestorven. Het etiket duurzaam wordt hierdoor met recht sterk in twijfel getrokken.
Bronnen:
- CIWF
- Keurmerkenwijzer ASC
- Lees meer over kweekzalm op AnimalsToday
- Lees ook:
.
©AnimalsToday.nl Mariska van Geelen