Door DNA in de uitwerpselen van de franjelipvleermuis te onderzoeken is aangetoond dat het dieet van de dieren breder is dan aanvankelijk werd gedacht. Uit gedragsonderzoek blijkt tevens dat deze vleermuis in staat is om een stilstaande prooi die geen geluid maakt alsnog te detecteren. Eerder werd gedacht dat de franjelip voornamelijk prooidieren in de jungle opspoorde door ze af te luisteren.
Vleermuizen vliegen en jagen vooral ’s nachts waardoor het voor onderzoekers een uitdaging is om het foerageergedrag van deze dieren in de natuur te bestuderen. Dit geld ook voor de franjelipvleermuis (Trachops cirrhosus), die veel voorkomt in de tropische bossen van Zuid-Mexico en het Noordelijke deel van Zuid-Amerika.
De franjelipvleermuis luistert naar kikkers
De franjelipvleermuis dankt zijn naam aan de wratachtige papillen op zijn lippen waarvan de functie nog niet bekend is. Hij voedt zich met insecten, kleine reptielen, vogels, andere vleermuizen, maar staat vooral bekend als de kikker-etende vleermuis. Het gehoor van de vleermuizen is aangepast aan de laagfrequente paringsroep van de tungarakikker (Engystomops pustulosus), een kikker die altijd vanuit een poeltje water kwaakt. Onderzoeken toonden al aan dat de franjelipvleermuizen vaak hun prooi vinden door goed te luisteren naar de paarroep. Dit afluistergedrag wordt ook wel passief luisteren genoemd.
Na detectie van een prooidier kunnen ze vervolgens nog gebruik maken van andere sensoren, zoals andere echolocatie. Dit laatste valt onder actief luisteren en dit zou voornamelijk worden gebruikt op het moment dat de vleermuis zijn prooi heeft gedetecteerd. Het is echter onbekend of de franjelip ook een prooi kan vinden die geen geluid maakt. Het onderzoeksteam van het Smithsonian Tropical Research Institute (STRI) trachtte antwoord te geven op deze vraag door dieet en gedrag van deze vleermuizen te onderzoeken.
DNA in ontlasting
Om het dieet van de vleermuis te kunnen onderzoeken werd door de onderzoekers gekeken naar DNA in de ontlasting. Als het dier een prooi opeet dan reist het prooi-DNA helemaal door het spijsverteringskanaal van de vleermuis, om vervolgens uitgepoept te worden. DNA is soortspecifiek en er is vaak maar een klein specifiek stukje DNA, een zogenaamd DNA-barcode gen, nodig om nauw verwante soorten van elkaar onderscheiden. Dit noemt men DNA-barcoding. Tegenwoordig kunnen DNA-barcodes van veel soorten tegelijkertijd worden bepaald, dit noemt men ‘DNA-metabarcoding’. Hiermee kan op basis van DNA in de ontlasting worden vastgesteld welke dieren ten prooi zijn gevallen aan de vleermuis.
Tussen 2003 en 2013 werd ontlasting van franjelipvleermuizen opgevangen en geanalyseerd. Zoals verwacht was het grootste deel van het DNA in de uitwerpselen afkomstig van kikkers en hagedissen, maar ook werd er DNA van andere vleermuizen en zelfs van een witnekkolibrie (Florisuga mellivora) gevonden. Er werden kikkersoorten gevonden (voornamelijk de Pristimantis taeniatus) waarvan men niet wist dat deze op het menu van de franjelipvleermuis stonden. Het gaat daarbij om kikkers die ‘s nachts op takken zitten en waarvan gedacht wordt dat deze voor de vleermuis minder goed te lokaliseren zijn op basis van de paarroep. Het vinden van een kolibrie en hagedissen in de vleermuizenpoep is ook een bijzondere ontdekking. Deze dieren slapen op het moment dat de vleermuizen gaan jagen en maken dus geen geluid.
Echolocatie
Dat er in de ontlasting DNA is gevonden van prooidieren die voor de vleermuis, op basis van geluid, slecht tot niet te lokaliseren zijn suggereert dat de vleermuizen echolocatie hebben gebruikt om ze op te sporen. Het detecteren van stille, bewegingloze prooi op takken in de jungle wordt echter beschouwd als een hele moeilijke taak voor echolocatie. Dit, omdat de echo’s van alle bladeren en takken terugkaatsen samen met de echo’s van hun prooi. Ze ‘maskeren’ op deze wijze de prooi. Hoe de franjelipvleermuis het dan toch voor elkaar krijgt is onduidelijk.
Gedragsonderzoek
De resultaten van het ontlastingsonderzoek werden gebruikt om het gedrag van de vleermuizen te onderzoeken. Wilde franjelipvleermuizen werden voor korte perioden blootgesteld aan geluiden van onder andere verschillende kikkers, geritsel van hagedissen en het geluid van een kolibrie. Ook werden ze geconfronteerd met modellen van prooien, waaronder een knuffelkolibrie. De reacties van de dieren werden gefilmd. Deze vleermuizen vertoonden aanvalsgedrag bij verschillende kikkergeluiden en ook bleek een (1) vleermuis in staat om stille, bewegingloze kikkers en de knuffelkolibrie te detecteren en aan te vallen. Dit gedrag was nog niet eerder onderzocht.
Nieuwe onthullingen door combineren van onderzoeken
Het onderzoek gaf meer inzicht in dieet van de franjelipvleermuis en laat zien dat deze vleermuis beter in staat is om een prooi lokaliseren dan eerder werd gedacht. Het ondersteund ook eerdere onderzoeken die suggereren dat, in de tropen, vleermuizen jagen op slapende dieren, zoals vogels. STRI- stafwetenschapper Rachel Page:
“Deze studie laat echt zien hoe krachtig het is om verschillende methodologische benaderingen te combineren. Metabarcoding opende nieuwe deuren in ons begrip van het dieet van deze vleermuis, waarbij compleet nieuwe prooidieren worden onthuld die we nooit zouden hebben verwacht – zoals kikkers waarbij de paringsroepen de akoestische parameters lijken te missen die nuttig zijn voor lokalisatie en prooidieren, waarbij het lijkt dat de vleermuizen deze moeten hebben ontdekt door echolocatie alleen, zoals kolibries. We konden daarna deze ontdekkingen opvolgen met gedragsexperimenten, ons afvragend welke zintuigen de vleermuizen gebruiken om deze ongrijpbare prooien te vinden. Deze manier van onderzoek doen opent allerlei nieuwe deuren voor toekomstige vragen.”
In de toekomst kan deze nieuwe combinatie van DNA-analyse van ontlasting met gedragsonderzoek worden gebruikt door andere ecologen die geïnteresseerd zijn in het foerageergedrag van een breed scala aan diersoorten.
Bronnen:
©AnimalsToday.nl Aurora van de Loo