Ik begrijp niet zoveel van de zoektocht naar buitenaards leven. Het lijkt mij naïef: te denken dat buitenaardse intelligente wezens zo op ons lijken dat ze onze signalen kunnen oppikken en beantwoorden.
Buitenaards leven kan dusdanig anders zijn dat wij het niet met onze zintuigen en onze instrumenten kunnen waarnemen, of zelfs dat het geheel ons bevattingsvermogen te boven gaat. Zij hebben misschien geen ogen, oren, en al helemaal geen computers. Zij ‘zien’ met behulp van iets in de atmosfeer waarvan wij niet eens weten dat het bestaat. Zij kunnen intelligent zijn op een manier die wij niet kennen (en vice versa).
Maar wie weet, als het toeval een handje helpt, ontdekken we op een goede dag ‘aliens’ die ons, puur en alleen door hun bestaan, confronteren met onze antropocentrische kortzichtigheid. Ik stel me voor dat ze grote ‘hoofden’ hebben (dat wat wij hoofden noemen omdat er zintuigen aan zitten) met van alles erop en eraan, en lange gevoelige antennes bovenop. Daarmee brengen ze de lucht in trilling en communiceren ze onderling, op een frequentie die wij niet kunnen waarnemen.
Stel je voor, wij komen op hun verre planeet en zij ‘zien’ ons ook, op hun manier. Ze doen eerst wat schuchter en aarzelend, maar wij tonen geduldig onze goede wil en dan komen ze ons vriendelijk tegemoet. Ze lijken soms te kissebissen met elkaar en met ons, dan knetteren de antennes dat het een lieve lust is, maar uiteindelijk zijn ze heel meegaand. We zijn diep gefascineerd en de media zijn er vol van. We bestuderen onze nieuwe verre buren aandachtig en dat lijken ze te gedogen. Zo wordt er steeds meer bekend over de wezentjes, we noemen ze snoods. Er zijn allerlei soorten snoods, met hun eigen kleuren, materialen, antennes en ‘gedrag’.
Al doende ontdekken we dat ze heel geschikt zouden zijn om aardse problemen op te lossen. Sommige snood-soorten kunnen we gebruiken als geneesmiddel, andere om broeikasgassen uit onze atmosfeer te halen en weer andere om in de derde wereld als voedsel te dienen. We moeten die snoods dan wel zelf gaan fokken, opsluiten en hier en daar wat verbouwen. Ze zullen geen prettige leventjes hebben, ze raken hun vrijheid kwijt en hun kindertjes worden opgegeten of opengesneden, maar gezien hun meegaandheid gaat het wel lukken. En zo erg is het toch niet? Kom, het zijn geen mensen! We moeten geen menselijke gevoelens op hen projecteren, niet zo sentimenteel.
Gaan we dat echt doen? Of vinden we toch dat we hun eigen levensvorm, die wij niet eens volledig begrijpen, met respect moeten behandelen en er met onze tengels vanaf moeten blijven?
Die fascinerende andere wezens, die zijn al hier op aarde. We noemen ze dieren. Alle soorten hebben wel iets wat wij niet hebben of zelfs niet kennen. Er zijn soorten die een bovenmenselijk geurvermogen hebben (zoals honden en varkens), of die ultrasoon geluid maken (vleermuizen en dolfijnen); er zijn er die ultraviolet waarnemen (vogels en rendieren), of infrarood waardoor ze temperatuurverschillen tot 0,003°C opmerken (ratelslangen en boa’s), of de magnetische velden van de aarde ten behoeve van navigatie (schildpadden). Allen communiceren met elkaar in hun eigen taal, ze lossen problemen op, ze hebben verschillende ‘persoonlijkheden’ net als wij.
Dit zijn enkel nog de dingen die wij hebben ontdekt – weten wij veel wat we níet hebben ontdekt? Dieren zijn intelligent op hun eigen manier. Heb je ooit mensen gezien die in een winkelstraat door een beweging van hun wimpers aan anderen vertellen waar de beste koopjes liggen en wat ze kosten? Tja, dat doen bijen weer wel als ze elkaar vertellen waar de nectar is, 8 km verderop. Ooit een andere soort gezien die zijn eigen leefomgeving om zeep helpt? Vast niet: alleen de superieure ‘intelligente’ mens doet dat.
We kunnen nog zoveel leren van onze eigen aliens. Niet door ze op te sluiten in laboratoria ten behoeve van proeven (omdat ze immers zo op ons lijken dat ze model staan voor de mens), of in geïndustrialiseerde fabrieken waar ze – ontdaan van hinderlijke lichaamsdelen zoals snavels, tenen, staarten en tongpunten – tot vleeshompen worden opgefokt. Maar wel door werkelijke interesse, een open mind en respect voor die onbekende vreemde ‘ander’. Wat zou het mooi zijn als we die graad van beschaving en bescheidenheid bereiken. Heel misschien willen die giga-intelligente buitenaardse aliens – die ons natuurlijk allang hebben gespot – dan weleens iets met ons te maken hebben.
Een verkorte versie van deze bijdrage verschijnt in het september-nummer van Psychologie Magazine.
©PiepVandaag.nl Roos Vonk, hoogleraar sociale psychologie
Strijd mee tegen dierenleed!
Related posts
1 Comment
Comments are closed.
Roos heeft helemaal gelijk.
Een alternatief idee is dat wij ons uit angst bezighouden met buitenaards leven. Uit angst om bezet en geslachtofferd worden door aliens. Dat aliens ons voor hen laten werken. Dat ze proeven op ons doen. Kortom, ons behandelen zoals wij dieren plegen te doen.
De belangsteling voor buitenaards leven is ook een defensieve strategie.