Wat doet het besef van onze eigen sterfelijkheid met ons? ‘Het is zó moeilijk je voor te stellen dat je er niet meer bent. Je weet dat je ooit dood gaat, maar als het je wordt aangezegd sta je er toch versteld van hoezeer je er niet op had gerekend.’ Dit zei Renate Dorrestein onlangs in een interview over haar ongeneeslijke ziekte. De spijker op z’n kop. Mensen hebben weliswaar, anders dan andere dieren, het vermogen te beseffen dat ze ooit sterven. Maar ze beseffen het niet écht.
Een belangrijke psychologische theorie daarover is de Terror Management Theorie (TMT). Uitgangspunt is dat mensen, net als alle dieren, instinctief zo lang mogelijk willen leven. In combinatie met het besef van hun eigen sterfelijkheid, zou dit een verlammende doodsangst (’terror’) kunnen geven. Als je continu aan je sterfelijkheid zou denken, zou je vrijwel niets meer aandurven, je zou een gevoel van zinloosheid ervaren en daardoor nauwelijks meer tot actie komen. We hebben dan ook psychologische mechanismen omtwikkeld die ons in staat stellen onze doodsangst te ‘managen’.
Lichaam en geest
Zo biedt onze cultuur een uitgebreide verzameling verhalen, ideeën, symbolen en beelden, die ons het gevoel geven dat ons leven zin heeft, dat de mens een unieke soort is, verheven boven andere dieren, en dat mensen letterlijk of symbolisch onsterfelijk kunnen zijn. Letterlijk gebeurt dat in tal van godsdiensten en ‘ietsismen’, waar een eeuwig leven of leven na de dood deel van de leer is. Symbolische onsterfelijkheid houdt in dat we tijdens ons leven zoveel gaan betekenen dat mensen na onze dood nog steeds aan ons zullen blijven denken. De kans dat dat lukt is groter als we deel uitmaken van onze cultuur, als we de waarden van onze cultuur overnemen en binnen onze eigen groep of samenleving een rol van betekenis vervullen.
Een andere manier om een illusie van onsterfelijkheid te scheppen is, volgens TMT, onze zelfwaardering. Naast het geloof in culturele waarden en opvattingen, beschermt een positief zelfbeeld ons tegen doodsangst. We voelen ons zó bijzonder dat het moeilijk te geloven is dat we gewone stervelingen zijn. Wanneer onze zelfwaardering bedreigd wordt, maakt dat volgens de theorie onbewust existentiële angsten los – angst om in vergetelheid te raken en niets te betekenen.
De ideeën van TMT zijn voor veel mensen intuïtief niet zo aansprekend. Mensen herkennen zich er niet in. Volgens TMT is dat logisch, want niemand wil graag stilstaan bij de eigen sterfelijkheid. Toch zijn er in onderzoek wel aanwijzingen gevonden die de theorie ondersteunen. In onderzoek naar TMT krijgen deelnemers vaak eerst de opdracht: ‘Beschrijf de gevoelens die in je opkomen wanneer je aan je eigen dood denkt. Beschrijf daarna wat er met je lichaam gebeurt nadat je dood bent gegaan’. Door deze opdracht wordt het besef van de eigen sterfelijkheid aangewakkerd. Aan andere deelnemers wordt gevraagd na te denken over iets heel vervelends waar je niet dood van gaat, bijvoorbeeld naar de tandarts gaan. Vervolgens worden de reacties van beide groepen met elkaar vergeleken.
Dan blijkt dat mensen hun zelfwaardering meer gaan opblazen nadat ze hebben nagedacht over hun eigen dood. Ook zijn ze meer geneigd hun eigen cultuur te verdedigen en gaan ze meer waarde hechten aan culturele symbolen – vergeleken met mensen die aan iets anders naars hebben gedacht zoals een wortelkanaalbehandeling. Dit ondersteunt de veronderstelling dat specifiek doodsangst, en niet zomaar elke negatieve ervaring, deze reacties oproept.
Doden van dieren
Onlangs werd in een serie van vijf studies aangetoond dat angst voor de dood ook samenhangt met onze houding tegenover dieren. De onderzoekers beginnen met de constatering dat mensen soms de neiging hebben om dieren te willen doden ook als dat niet nodig is (bijvoorbeeld zwerfdieren of de dieren in onze Oostvaardersplassen, die je ook ‘de pil’ zou kunnen geven). Ze vragen zich af of dat kan dat komen doordat dieren ons herinneren aan onze eigen sterfelijkheid. Wij willen niet zomaar een diersoort zijn; we plaatsen onszelf als soort bovenaan de evolutie, als heerser over het dierenrijk. Vandaar het wijdverspreide geloof dat een mens meer is dan alleen lichaam: onze ‘geest’ kan immers voortleven. Dit beschermt ons tegen het bedreigende idee dat we ook maar gewoon dieren zijn die leven en weer sterven. Dit idee wordt overigens ook beschreven door Harari in zijn bekende boek Sapiens.
Uit eerder onderzoek was al gebleken dat mensen, na het denken aan hun dood, de mens als extra superieur en als wezenlijk anders dan andere dieren gaan zien. Om de doodsangst te managen verzetten ze zich tegen het idee dat mensen maar gewoon een diersoort zijn als alle andere. Ze nemen psychologisch afstand van alles wat herinnert aan hun eigen lichamelijkheid: ze vermijden lichamelijke sensaties en gaan negatiever denken over wildernis, over dieren en zelfs over hun eigen huisdieren. Omgekeerd is ook gebleken dat gedachten aan de dood toegankelijker worden nadat mensen nadenken over de intelligentie van dieren zoals dolfijnen. Het besef dat de mens wellicht niet zó bijzonder of superieur is, kan dus doodsangst oproepen.
Uit deze nieuwe serie onderzoeken bleek dat mensen, na het denken over hun eigen dood, ook meer voorstander werden van het doden van dieren, bijvoorbeeld jagen of euthanasie van zwerfdieren. Uit het vijfde experiment bleek dat dit effect zelfs optrad wanneer er geen goede rechtvaardiging voor het doden was te vinden. In dit experiment werd het doden van haantjes in de eierindustrie als voorbeeld gebruikt. Aan deelnemers werd verteld dat dit niet meer nodig zou zijn als de prijs van eieren omhoog zou gaan. Deelnemers die net aan hun eigen dood hadden gedacht, bleken veel minder bereid de prijs te verhogen vergeleken met anderen.
Superioriteit en macht
Het doden van dieren kan mensen een gevoel van superioriteit geven. Bovendien wezen de resultaten erop dat instemming met het doden van dieren geassocieerd was met verminderde gevoelens van kwetsbaarheid en een sterker gevoel van macht. Het idee dat mensen kunnen beschikken over leven en dood van andere dieren lijkt dus te helpen bij het hanteren van hun eigen angst voor de dood. Uiteindelijk, dat is wel duidelijk, helpt het natuurlijk helemaal niets…. Je wordt niet onsterfelijk door je af te zetten tegen andere diersoorten. Hooguit wordt hún leven er korter van.
Roos Vonk is is hoogleraar psychologie, auteur en initiatiefnemer van Animal People Alliance.
Strijd mee tegen dierenleed!
Related posts
2 Comments
Comments are closed.
Toch even een reactie op dit artikel.Ik zelf ben 64 jaar en weet al jaren dat ik gewoon een zoogdier ben..Ik heb, zoals heel veel mensen, dierbare zoogdieren verloren aan de dood of dit nu een vriendin of knuffel kat was, het deed net zoveel verdriet.En ja, ik weet heel goed dat ook ik gewoon dood ga..Wanneer is alleen de vraag.Wat er daarna met mijn lijf gebeurt interreseerd mij niet.. EN dieren dood maken wil ik echt niet en ik wil ze ook niet eten..Ook wist ik al jaren dat de andere zoogdieren niet dom zijn alleen zij kunnen toevallig niet praten..En ik voel mij zowiezo niet beter dan mijn hond of kat..Zelfs mijn kippen zijn niet dom ..Ze hebben alleen een andere belevingswereld..’denk ik’Dit wilde ik even kwijt.
Goed geschreven en geargumenteerd. Vraag me af hoe het komt dat in bepaalde landen zoals Spanje het sadisme betreffende dieren zo vaak voor komt. Is de angst daar hoger voor de dood als ik dit stuk zo lees.