Verandering in temperaturen als gevolg van klimaatverandering dwingt veel dieren tot migreren naar koelere plaatsen. De grootste obstakels voor amfibieën, zoogdieren en vogels worden gevormd door onze stedelijke ontwikkelingen en groeiende steden. Maar wat zijn de overlevingskansen voor vissen wanneer het water op blijft warmen? In een nieuw onderzoek analyseren wetenschappers hoe kwetsbaar oceaan- en zoetwater vissen zijn voor klimaatverandering. Vissen in tropische oceanen en zoetwatervissen rond hogere breedtegraden op het noordelijk halfrond blijken het meest kwetsbaar omdat ze al tegen hun thermische grens aanzitten.
Kwetsbaarheid verschilt per soort
Onderzoekers hebben een eerste analyse gepubliceerd die zich richt op de kwetsbaarheid van oceaan- en zoetwatervissen ten opzichte van klimaatverandering. De studie doet uitspraken over de kwetsbaarheid van 3000 vissoorten die in oceanen en rivieren leven. Hierbij wordt er gekeken naar de hoogste temperatuur waarbij een vis kan overleven en hoeveel het water dus op kan warmen voordat de vissen hun thermale grens, waarbij ze niet meer kunnen overleven, bereiken. Hoofdauteur van het onderzoek, Lise Comte, van de Aquatic and Fisherie Sciences van de Universiteit van Washington, legt uit waarom het onderzoek belangrijk is:
“Klimaatverandering vindt plaats. We moeten de gebieden die het meest in gevaar zijn identificeren en we moeten plannen ontwikkelen om deze gebieden en hun bewoners te behouden. We kunnen niet aannemen dat alle dieren hetzelfde zullen reageren en even gevoelig en kwetsbaar zijn voor veranderingen in temperatuurwisselingen.”
Regionale patronen
De onderzoekers gebruikten data uit labonderzoeken van de afgelopen 80 jaar, verzameld door onderzoekers over de hele wereld, waarin er naar zo’n 500 vissoorten is gekeken. Met deze data konden de onderzoekers de maximale temperaturen van 3000 vissoorten voorspellen, omdat bepaalde vissoorten dezelfde thermische grenzen hebben. Toen de gegevens aan klimaatmodelgegevens werden gekoppeld verschenen er regionale patronen.
De onderzoekers constateerden dat de kwetsbaarheid voor temperatuurswisselingen verschilt tussen oceaan- en zoetwatervissen. In het algemeen zijn oceaanvissen in de tropen en zoetwatervissen in hogere breedtegraden op het noordelijk halfrond het meest in gevaar als de temperatuur stijgt. De vissen in tropische oceanen leven al in een temperatuur die tegen hun thermische grens aanligt. Ze hebben niet heel veel ruimte tot ze hun grens bereiken wanneer de watertemperatuur verder stijgt. Aan de andere kant heb je de zoetwatervissen in het noorden. Omdat de vissen hier gewend zijn aan het koude water, kunnen ze zich minder goed aanpassen en is een warmere watertemperatuur al snel tegen hun grens aan waarbij ze kunnen overleven.
Opties
De opties voor vissen zijn migreren, zich aanpassen of sterven als gevolg van warmer wordend water. Senior onderzoeker Julian Olden stelt dat het onwaarschijnlijk is dat vissen zich zo snel aan kunnen passen aan de veranderingen in de watertemperatuur. Dit baseert hij op eerdere aanpassingen en kritieke thermale grenzen in de evolutie van vissen. Het vermogen om te migreren is volgens hem dan ook noodzakelijk voor de overleving van de vissen in deze kritieke gebieden.
Bij het migreren zijn er ook obstakels, zoals dammen en andere infrastructuur, die het de vissen kunnen bemoeilijken naar andere gebieden te komen. Er zouden meer manieren gebruikt kunnen worden om deze belemmeringen te omzeilen, zoals visladders, hoewel de effectiviteit hiervan varieert. Ook zou er meer vegetatie langs randen van meren en rivieren geplant kunnen worden: dit kan helpen de watertemperatuur minder te laten stijgen. Olden stelt dat er inspanningen nodig zijn om de soorten te helpen met reageren op deze nieuwe klimaatuitdagingen.
Bron ©AnimalsToday.nl Lisa van Leeuwen