Het ijs bezetten.
Waarom doen we dat niet?
Nee, serieus: waarom dóen we dat niet?
Een paar weken maar.
Tot de pups gaan ruien,
en dus weer veilig zijn.
Occupy nieuwe stijl.
Wat een signaal zou dit zijn.
Het is waanzin, en toch werkelijkheid: er begint straks gewoon weer een zeehondenjacht.
Elk jaar weer kan ik het niet geloven. Elk jaar weer moet ik weer overgeven als ik de beelden zie. ‘Maar je kent die beelden toch?’ vragen mensen dan. Ja, natuurlijk kén ik die beelden. Ik ken die beelden al sinds ik tien jaar oud ben! Dat is het nou juist. Ik ben nu tweeënveertig. Waarom zijn de zeehonden nog steeds niet veilig? Waarom is er in die tweeëndertig (!) jaar niets voor de zeehonden veranderd? Waarom is de zeehondenjacht zelfs geïntensiveerd sinds vorig jaar? Waarom staan wij dit toe in onze wereld?
Een aantal jaren geleden stelde ik een boek samen tegen de zeehonden‘jacht’, met als titel VUILE HANDEN. Ik deed een oproep aan mijn collega schrijvers en columnisten in het AD. En in minder dan twee weken kwamen er zoveel mooie bijdragen binnen. Ook van bekende cartoonisten zoals Joep Bertrams, Fokke & Sukke en Toon van Driel. Het was daarmee ineens een uniek pamflet tegen de onverschilligheid maar vooral ook een aanklacht tegen onszelf; tegen de laffe ironie en het cynisme waarachter we ons maar al te vaak en gemakkelijk verschuilen.
De zeehondenjacht en de ironie, een actie was geboren. Ik was weer het meisje van tien, dat op even dagen na schooltijd haar donkerblauwe Greenpeace-sweater aantrok en met ronde zeehondenstickers onder de arm langs de deuren ging om geld op te halen. Op oneven dagen trok ik ten strijde voor de (toen nog) Bond ter Bestrijding van de Vivisectie. Ik kon als kind niet begrijpen dat wij als mensen zo achteloos omgaan met de rechten van dieren, zo vanzelfsprekend denken te mogen beslissen over hun lot. En ik begrijp dat als volwassene gelukkig nog steeds niet.
Sterker nog: ik begrijp dat eigenlijk steeds minder.
Koos van Zomeren schreef eens:‘Ik geloof niet dat dieren kunnen emanciperen zoals slaven zijn geëmancipeerd, om de eenvoudige reden dat ze dan zouden moeten ophouden met dier te zijn, zoals slaven zijn opgehouden slaaf te zijn.’ Ik wil in zijn redenering toch vooral een hoopvolle gedachte lezen. Slaven zijn geen slaven meer omdat evolutie kennelijk toch vooruitgang betekent, en wij dus ‘wijzer’ zijn geworden. Wij worden wijzer als het om de rechten van de mens gaat, maar de rechten van het dier laten nog nadrukkelijk te wensen over.
Leon Verdonschot schreef hierover in zijn column voor dit boek: ‘Wanneer mijn lievelingsliberaal Paul Cliteur vertelt over Socrates of Spinoza, luistert men aandachtig. Begint hij vervolgens over het vastleggen van rechten voor dieren, dan is hoongelach zijn deel, en kan hij rekenen op grappen over godsdienstvrijheid voor koeien, en rechten voor de mug. Dan is hij blijkbaar ineens geen wetenschapper meer, maar een hobbyist.’
Verdonschot haalt in zijn stuk ook de filosoof Peter Singer aan, die al ruim dertig jaar over onze verhouding met dieren schrijft, en respect voor dieren vooral een morele keuze noemt. En een morele keuze is het. Evenals je druk maken over lijden. Er bestaat geen morele rechtvaardiging of vergoelijking voor het toestaan van – en het wegkijken bij – lijden. Om welk wezen het ook gaat.
Hierin kan en mag geen scheidslijn worden aangebracht.
Eén columnist mailde mij naar aanleiding van mijn oproep in het AD dat hij dacht dat ik een grap maakte. Hij vroeg zich bij het lezen af waar de verborgen camera stond. Er stierven per dag immers zoveel mensen. Dát vond hij pas cynisch! Bovendien wilde hij zijn geloofwaardigheid als columnist niet op het spel zetten voor mijn actie, daarvoor moest de zaak toch wel van een ‘geheel andere orde’ zijn.
Ik begreep uit zijn reactie dat het bestrijden van mensenleed voor hem de prioriteit verdient boven verontwaardiging over dierenleed.‘Goh,’ schreef ik hem terug,‘volgens mij ben jij veel christelijker dan je zelf beseft. Want jij beschouwt de mensheid dus als het hoogtepunt van de schepping – iets wat eigenlijk een fundamentalistisch christelijke opvatting is.’
Lijden is lijden. Of het nu om het lijden van mensen of dieren gaat. Het is onethisch om je hoofd af te wenden als je met lijden wordt geconfronteerd. Het is jammer om een actie tegen de zeehondenjacht af te doen als een ‘Kinderen voor Kinderen-actie met een hoog Disney-gehalte’, zoals iemand in zijn column deed, en te suggereren dat het makkelijk ‘zieltjes winnen’ is voor zulke aandoenlijke, weerloze witte zachte beesten. Nee, dat is het dus duidelijk niet. Hun schoonheid heeft de zeehondenpups de afgelopen veertig jaar niets goeds gebracht. Veel mensen branden hun intellectuele handen liever niet aan zoveel zachtheid. En iets in de mens denkt kennelijk altijd dat schoonheid zichzelf wel redt.
Het is ook gemakzuchtig om je persoonlijke verantwoordelijkheid af te doen als een ‘druppel op een gloeiende plaat’. Ik geloof in de macht en de kracht van het individu. Ik geloof in het in beweging zetten van energie, in de macht van oprechte verontwaardiging en de kracht van liefde. Eigenlijk zijn we als mens tot zoveel liefde in staat, maar reserveren we die enkel voor onze naaste. We zijn tot zoveel creativiteit in staat, maar we gebruiken haar niet. We draaien als muizen in het radje dat voor ons is klaargezet. Het is niet te begrijpen dat er zoveel dierenleed op te lossen valt, maar dat we de keuze daarvoor eenvoudigweg niet maken.
Had en heeft dit boekje zin? Ja! De opbrengst ervan ging en gaat naar Bont voor Dieren en IFAW. En er werden – mede door dit boek – in korte tijd ongelooflijk veel protestartikelen tegen de zeehondenjacht in kranten en bladen geplaatst. Ook de cartoons in NRC, Trouw, De Limburger, Het Parool en het AD vielen op. Er werd weer uitgebreid over gesproken. Het onderwerpt leefde weer even en bleek de polemiek en het debat waard. Maar nu? Het is me te stil. Ook vorig jaar ging de zeehondenjacht me veel te geruisloos voorbij.
Daarom dit artikel. Ik wil weer discussie over dit onderwerp. Ja, óók over megastallen. Oók over de bio-industrie. Oók over het leegvissen van de zeeën. Ook over de walvissen en dolfijnenjacht. Ook over de nertsenfok. Maar NU, heb ik het over de laffe massaslachting van weerloze zeehondenpups. En ik wil geen onzin horen als: ‘maar je draagt ook leren laarzen’. Ja, dat doe ik. Mea culpa! Maar dat ontslaat mij niet van het recht op- en de plicht tot verontwaardiging over zoiets volstrekt barbaars, gruwelijks, idioots en dóms als de jaarlijks terugkerende massaslachting van pasgeboren zeehondenbaby’s.
Want niet alleen is het doel, bont, is volstrekt overbodig, het menselijk belang erbij is ook nog eens verwaarloosbaar. De commerciële zeehondenjacht is namelijk een economisch marginale bedrijfstak. Claudia Linssen (voormalig directeur Bont voor Dieren) schrijft in VUILE HANDEN: ‘Dat de Canadese regering het bestaan ervan als excuus gebruikt om mensen in de desbetreffende regio geen constructieve economische alternatieven te bieden, doet daar niets aan af. Maar het betekent wel dat de zeehonden in feite louter streven omwille van een arrogante, nationalistische prestigestrijd.
Ik wil hier weer discussie over. Het is te belachelijk voor woorden dat we het slechts een paar weken over de zeehonden kunnen hebben omdat de slachtpartij in zo’n, letterlijk, moordend tempo gaat dat die altijd slechts een paar weken duurt. Ik wil dat we kwaad zijn op een hondsbrutale Canadese regering die alle protesten uit de wereld aan haar laars lapt, en vorig jaar doodgemoedereerd een verdrag met China sluit en de zeehondenslachting niet stopt of afbouwt maar intensiveert. Waar is onze woede? Waarom kunnen wij dit maar niet stoppen? Waarom gaan er jaarlijks niet gewoon honderdduizend mensen tussen de zeehonden op het ijs staan om ze te beschermen? Ja, u lacht nu misschien. Maar dat kán toch? Gewoon bezetten dat ijs! Tot de zeehondjes gaan ruien, want dan is hun vachtje niets meer waard. Kwestie van een paar weken.
Het is de enige mogelijkheid. De Canadezen hebben de afgelopen decennia laten zien volstrekt ongevoelig te zijn voor druk van de buitenlandse opinie, en voor de uitkomsten van alle onderzoeken van dierenartsen en dierenethici, zoals de Britse ethicus professor Andrew Linzey. Deze onderzoeken tonen onomstotelijk aan dat deze jacht nooit “humaan” kan zijn, zoals Canada zelf blijft beweren. De afschuwelijke beelden die dit keer op keer bevestigen, en die ook de Canadese regering al vele jaren in bezit heeft, verstoren de Canadese nachtrust niet. Sterker nog: de jacht wordt aangemoedigd, ondersteund en gesubsidieerd door de regering.
Daarnaast blijkt de jacht toch vooral ook folklore te zijn, ‘bij de cultuur te horen’. De slachtpartij is een jaarlijks uitje voor de jagers. Bedwelmd door wiet en alcohol leven zij zich elk jaar een aantal dagen flink uit op de weerloze zeehondenbaby’s, een spoor van bloed en de geur van de dood achterlatend op het maagdelijke ijs. Zichzelf ondertussen ook nog eens ongegeneerd afrukkend tussen de bebloede beesten (ja, echt, ik verzin het niet, leest u het dagboek van Krista van Velzen in VUILE HANDEN maar). Dat mag allemaal, want de zeehonden zijn ‘rotbeesten’, zo hebben ze generatie op generatie geleerd. Zij eten de vis op, dus moeten ze dood.
Déze onzin kennen we nu wel. Wij vissen de zeeën leeg – niet de zeehonden. ‘Laten we de jagers uitkopen,’ stelt Lenie ’t Hart in haar column in VUILE HANDEN voor. Ze vergelijkt het idee met Nederlandse kokkelvissers die worden uitgekocht of met de premies die Europese boeren krijgen om land braak te laten liggen. Volgens haar heeft de Canadese overheid de vierduizend vissers die op zeehonden jagen ‘volstrekt in de steek gelaten’ nadat door ‘falend beleid’ de zeeën zijn leeggevist. De vissers zouden nu alleen nog maar op zeehonden kunnen jagen. De zeehondenactiviste wil de vissers met het plan financieel steunen. Bovendien wil ze duidelijk maken dat levende zeehonden ook geld kunnen opbrengen via toerisme.
Over het laatste verschillen we van mening. De column van Jan Bonjer, ex-hoofdredacteur van het AD, nu Financieel Dagblad. opende. ‘We vinden het altijd eenvoudiger om ergens tegen te zijn als we een alternatief kunnen bieden’, schrijft hij. ‘Ik ben een fervent tegenstander van de massale, inhumane jacht en ik ben geen voorstander van ecotoerisme. Ik ben vooral voor een aantal gebieden op aarde waar we de dieren met rust laten, waar we als mens niet de eeuwige indringer zijn.’
Hiermee ben ik het helemaal eens. Maar ik geloof ook in het initiatief van Lenie ’t Hart om een Seals Wildlife Fund op te richten dat de jagers kan ‘compenseren’, mits vervolgens streng en meedogenloos gecontroleerd zal worden – elk jaar weer – of Canada daadwerkelijk met zijn vuile handen van die stralend witte Omo-vachtjes af zal blijven.
Over die stralend witte vachtjes gesproken. Vraagje: tot welke leeftijd is een zeehond een baby? Twee weken, twee maanden of twee jaar? Ik vraag u dit omdat ik de foto op het omslag van dit boek officieel niet mocht gebruiken voor deze actie. De omslagfoto zou ‘misleidend’ zijn. Daarop staat een white coat, een baby. En Canada doodt helemaal geen zeehondenbaby’s. Alle beestjes die gevild worden zijn ouder dan twaalf dagen.
Ja ja… Laat dáár geen misverstand over bestaan.
STEUN Bont voor Dieren en bestel hier het boek VUILE HANDEN: Met ondermeer bijdragen van: Annemarie Postma, Manon Uphoff, Jan Siebelink, Kluun, Frits Barend, Koos van Zomeren, Lenette van Dongen, Mensje van Keulen, Claudia Breij, Hugo Borst, Maarten van Rossem, Fokke & Sukke, Joep Betrams.
Strijd mee tegen dierenleed!
Annemarie Postma
Related posts
3 Comments
Comments are closed.
Laat het me maar weten, ik ga mee het ijs op om de zeehonden te beschermen!.
Ik heb me dit ook al heel vaak afgevraagd bij alle dierenleed, waarom ga ik er niet heen?, waarom ga ik er niet tussen staan?. Kunnen we het nog redden nu?, met heel veel mensen erheen?.
Ik ga in elk geval mee, goed idee…..
Mooi artikel. En ook ik ben iemand die de beelden kent vanaf dat ik een jaartje of 10 was (Ben nu 34). Walgelijk, misselijkmakend….En waarom vraag ik mezelf weer als er iets van dierenleed in het nieuws is? Voor ons mens?