In Amerika is recent een nieuw soort vliegende eekhoorn ontdekt. Het dier leeft in de Pacific Northwest en heeft de naam Humboldt’s vliegende eekhoorn gekregen, vernoemd naar de grote natuuronderzoeker Alexander von Humboldt. Deze nieuw ontdekte vliegende eekhoorn helpt met het ontrafelen van een evolutionair mysterie.
De ontdekking betekent dat er niet twee, maar drie soorten vliegende eekhoorns in Noord-Amerika leven. Deze nieuwe informatie zorgt voor een beter begrip over hoe deze eekhoorns evolueerden en zich verspreid hebben over het continent, zoals wordt uitgelegd in het tijdschrift Journal of Mammalogy. Brian Arbogast, een mammaloog van de University of North Carolina in Wilmington en tevens auteur van het onderzoek:
“Ik liep me al sinds 1992 het hoofd te breken over deze eekhoorns. Er was simpelweg iets vreemds aan die dieren langs de westkust.”
Zweven
In feite zijn alle vliegende eekhoorns een beetje vreemd. Om te beginnen vliegen ze niet, maar zweven ze, waarbij ze een parachute-achtig membraan gebruiken dat zich aan twee kanten van hun lichaam -van pols tot enkel- bevindt. Wanneer ze een boom bespringen, spreiden ze hun lichaam in een vierkant, een ontwerp dat door sommige basejumpers is overgenomen. Ze maken perfecte sprongen over een afstand van ruim 45 meter. Hun brede staart gebruiken ze om te sturen en te remmen, zodat ze vertragen voor ze in de boom landen.
Om niet ten prooi te vallen aan roofdieren, leven ze ’s nachts waarbij ze zich te goed doen aan bessen, noten, paddenstoelen en eieren. Overdag slapen ze in oude bomen, in holen die ze bekleden met mos. Kleine nachtdieren, vrijwel onhoorbaar, en juist daarom zeer gewaardeerd door degenen die ze toch weten te spotten. En ondanks dat Arbogast en zijn collega’s dat geluk inderdaad hebben gehad, was het toch niet door veldwerk dat ze de nieuwe soort ontdekten, maar door een genetische studie in combinatie met een analyse van de geschiedenis en het in kaart brengen van veranderende gebieden, zoals gletsjers en bossen.
Eén van de twee Noord-Amerikaanse soorten die al bekend waren, de zuidelijke vliegende eekhoorn (Glaucomys volans), kan worden aangetroffen in kleine, geïsoleerde populaties in Mexico en Centraal-Amerika en in het oosten van de Verenigde Staten. Het dier leeft in hardhouten loofbossen. De andere al bekende soort, de noordelijke vliegende eekhoorn (Glaucomys sabrinus), leeft in de boreale naaldbossen in het noordoosten van de VS, Canada en Alaska, maar is ook te vinden in hoger gelegen gebieden in de Appalachen, de Rocky Mountains, oostelijk Oregon en het oosten van Washington.
Zie in onderstaande video hoe een vliegende eekhoorn zich door de lucht verplaatst, en dat er geen sprake is van vliegen maar zweven:
https://www.youtube.com/watch?v=t6JOKKLNC_M
Twijfels
Biologen dachten dat de nieuw ontdekte soort behoorde tot de noordelijke vliegende eekhoorns, maar Arbogast, die de ecologie en de genen van de twee soorten bestudeerde en daarbij ook ruim 100 jaar oude museumexemplaren onderzocht, begon z’n twijfels te krijgen bij de dieren die uit de westkust kwamen. Ze waren verbazingwekkend kleiner en donkerder dan de noordelijke soort. Over het algemeen zijn zulke verschillen niet voldoende om een nieuwe soort te identificeren.
Het belangrijkste fysieke verschil tussen de oude twee soorten -het baculum, ofwel penisbot- voorkwam niet dat de verschillende soorten toch paarden en er hybride soorten ontstonden in zuidoost Canada. Het was een schok toen dat bekend werd, zegt Arbogast over de hybride eekhoorns. Zijn nieuwe studie wijst uit dat de twee soorten zelfs nauw verwant zijn.
Een andere verrassing bleek toen de wetenschappers het DNA analyseerden van weefsel- en botmonsters die ze hadden genomen van de museumexemplaren. Ze onderzochten ook DNA van verse dieren, aangeleverd door jagers die de eekhoorns regelmatig aantroffen in hun bontvallen. We dachten dat de westelijke eekhoorns gescheiden werden van de noordelijke soort door de ijstijd, zegt Arbogast. Nadat het ijs -dat Noord-Amerika grotendeels bedekte- zich terugtrok, zouden de eekhoorns weer zijn samengekomen om te paren. Zo’n gebeurtenis zou een gene flow teweegbrengen tussen de twee groepen wat vervolgens zichtbaar zou moeten zijn in het DNA van de eekhoorns.
Geografisch geïsoleerd
Dat is ook grofweg wat er is gebeurd met de noordelijke en zuidelijke vliegende eekhoorns. Het naar het zuiden oprukkende ijs drukte de eekhoornpopulaties ook zuidwaarts waardoor ze geografisch werden geïsoleerd van de andere soort. Toen later het ijs smolt en de bossen naar het noorden groeiden, trokken beide soorten ook snel hogerop. De noordelijke vliegende eekhoorns weken ook uit naar Alaska en de westkust van Canada, waar ze in contact kwamen met de westelijke eekhoorns. Maar ondanks dat contact, was er geen uitwisseling van genen, zoals uit het nieuwe onderzoek blijkt. Zelfs niet in plaatsen zoals British Columbia en Washington waar ze naast elkaar leven. Arbogast:
“Wat de reden dan ook moge zijn, ze paren niet met elkaar. Misschien wel omdat ze dat niet kunnen.”
Arbogast vermoedt dat de soort aan de Pacifische Kust iets anders heeft meegemaakt tijdens de ijstijd dan de andere twee soorten. Wellicht raakten ze geïsoleerd in de zuidelijke regio’s van de Pacifische Kust. Om welke reden dan ook, hun verspreiding naar het noorden en oosten toen het klimaat opwarmde, ging niet zo snel of uitgebreid als dat van de andere twee soorten. En hoewel ze ook leven in de noordelijke naaldbossen is hun voornaamste leefgebied vochtiger, donkerder en milder dan de centraal gelegen, koudere bossen.
DNA-analyse
Arbogast kreeg gelijk. Een analyse van het DNA van 185 individuele dieren bevestigde dat deze dieren anders en vreemd genoeg waren om te worden geclassificeerd als een nieuwe soort: Glaucomys oregonensis, de Humboldt’s vliegende eekhoorn. Arbogast:
“Dit is wat wij noemen een cryptische soort. Eigenlijk verstopt vlak onder je neus. Doordat ze zoveel lijken op een andere soort, zou je nooit denken dat ze werkelijk verschillen.”
Maar Arbogast’s ontdekking is meer dan dat, zegt Peter Weigl, ecoloog en emeritus professor aan de Wake Forest University in Winston-Salem, North Carolina:
“Hij heeft hun genetica, maar hij heeft ook laten zien hoe hun geografie, klimaat en vegetatie veranderde in de loop der tijd. Het is het complete plaatje.”
De grote vraag is nu wat de noordelijke en Humboldt’s vliegende eekhoorns aan het doen zijn, aldus Weigl. Waarom leven ze apart? Is dat ecologie of is dat gedrag? Zijn ze op bepaalde vlakken gespecialiseerd zodat ze niet concurreren?
Antwoorden
Het beantwoorden van deze vragen is belangrijk voor het voortbestaan van iedere soort. Zo kan het bijvoorbeeld dat de ene soort voornamelijk leeft in dichtbegroeide, oude bossen terwijl de andere prima overleeft in zowel oudere als jongere beboste terreinen. En net zo belangrijk is Weigl’s laatste vraag: Hoe hou je ze uit elkaar?
Dat is iets waar we nog aan werken, zegt Arbogast. Hij en z’n collega’s zijn de eekhoorns uit de musea nu nauwkeuriger aan het bestuderen. Ook zijn ze van plan enkele dieren te vangen om te zien of ze essentiële kenmerken kunnen identificeren om de diersoorten te onderscheiden:
“Op dit moment gaat dit het best door genetica en geografie. Dus als je op een nacht het geluk hebt een donkere eekhoorn ter grootte van je palm te zien, in tegenstelling tot de ietwat grotere en grijzere eekhoorn, die zweeft door de mossige bossen in Oregon, dan kan je opscheppen dat je een Humboldt’s vliegende eekhoorn hebt gezien: Amerika’s nieuwste zoogdier.”
Bron: National Geographic ©AnimalsToday.nl Esther van der Spek