De otter en het water, eeuwenlang waren ze in Nederland met elkaar verbonden, tot de laatste otter in 1988 bij Joure werd doodgereden. Door herstel van een netwerk van waterrijke natuurgebieden en verbindingen is de otter op steeds meer plaatsen terug in ons land.
In 2002 werden in ons grootste laagveenmoeras, Nationaal Park Weerribben-Wieden, otters uitgezet, afkomstig uit Wit-Rusland, Letland, Polen en uit verschillende fokprogramma’s. Al snel voelden de otters zich hier uitstekend en al na het eerste jaar werden er jongen geboren. Natuurherstel heeft eraan bijgedragen dat de otter zich sinds de herintroductie heeft kunnen verspreiden naar en vestigen in nieuwe gebieden – en dus bezig is met een stevige opmars. Momenteel komt de otter weer voor in Noordwest-Overijssel, Friesland, Gelderland en langs de Overijsselse Vecht.
Lutra lutra
De otter (Lutra lutra) behoort tot de familie der marterachtigen. Hij is snel, sierlijk, sterk en speels en bovendien het grootste waterroofdier van ons land; een superieure jager die volledig is aangepast aan het water. Met zijn wendbare lichaam, waterdichte vacht en stevige zwemvliezen is hij gemaakt om te jagen in het water. Hij leeft in oeverzones met voldoende dekking en rust en verkiest zoetwatergebieden, waaronder rivieren, kanalen, beken en moerassen. Het dier is ’s nachts actief, dus heeft hij overdag behoefte aan voldoende beschutting, zoals rietbedden, holle bomen of ondergrondse holten.
In 1988 bereikte de natte natuur in Nederland een dieptepunt. Er was sprake van een slechte waterkwaliteit, een slechte voedselsituatie (vis), gefragmenteerd leefgebied, veel gekanaliseerde beken en harde kale oevers zonder dekking van rietkragen of bosschages. Juist die oevers zijn belangrijk voor de otter, omdat het dier kilometers oevers afloopt voor het zoeken naar en verdedigen van het territorium. Verder verongelukten veel otters in het verkeer en als bijvangst in fuiken. Met het uitsterven van de otter was het duidelijk dat er iets moest gebeuren aan onze waternatuur.
Natuurontwikkeling voor de otter
Intussen is er veel veranderd in de staat van de waternatuur in het noorden en oosten van Nederland. Honderden kilometers oevers zijn natuurvriendelijk gemaakt, beken en rivieren zijn voorzien van her-meandering, natuurgebieden zijn uitgebreid, nieuwe natuurgebieden zijn aangelegd en de waterkwaliteit is verbeterd.
.
Zwerfotters
Omdat na de herintroductie al snel alle territoria in het Overijsselse nationale park bezet waren, zat er voor de jongelingen niets anders op dan hun heil elders te zoeken. En dat deden de jonkies met verve. Als volleerde zwervers doken ze in allerlei gebieden op waar schoon water en voedsel voorhanden was. Langs de Overijsselse Vecht, in de Vechtstreek, in het Groene Hart, in de Gelderse Vallei, in Friesland, Groningen en Limburg.
.
.
Zwervende otters zoeken niet alleen nieuwe leefgebieden, ze zijn ook op zoek naar een partner. Daarom tippelen ze wat af langs de eindeloze oevers. Hier en daar zetten jonge mannetjes ottergeil af, een substantie afkomstig uit klieren waarmee ze signalen afgeven. Hebben ze een leefgebied zonder resultaat uitgekamd, trekken de eenzame pubers gewoon weer verder.
.
Levensgevaarlijk
De zoektocht naar het andere geslacht is echter levensgevaarlijk. Een otter legt makkelijk 20 km per nacht af, lopend langs de oevers van waterwegen. Zwemmen kost te veel energie, dus stuiten ze tijdens hun nachtelijke zwerftochten algauw op wegen en bruggen. Levensgevaarlijk, want otters zien slecht en zijn niet ingesteld op voortrazend verkeer. Dat is dan ook met afstand de grootste doodsoorzaak onder de otters. Vooral jonge mannetjes worden doodgereden. Zij overbruggen de grootste afstanden en lopen daarbij enorme risico’s. Zwervende vrouwtjes zoeken hun heil meestal wat dichter bij hun geboortegrond, maar als die plekken ook bezet zijn, gaan ze eveneens op de loop.
.
.
De subpopulatie otters in de Weerribben-Wieden is sinds de uitzet vanaf 2002 uitgegroeid tot meer dan honderd individuen, ongeveer een kwart van de gehele Nederlandse populatie. Weerribben-Wieden en de provincie Friesland vormen een belangrijke thuisbasis van waaruit otters zich settelen in Groningen, Drenthe, Gelderland en de rest van Overijssel. De dichtstbijzijnde Europese metapopulatie bevindt zich op 150 kilometer afstand ten oosten van de lijn Bremen/Hannover. Daar is nog geen aansluiting mee, echter voor het behouden van een genetisch gezonde populatie zou dat heel goed zijn. Momenteel lijken er zich vijf verschillende verbindingen te ontwikkelen vanuit kerngebied Weerribben-Wieden naar de Duitse grens.
Nieuwe leefgebieden
Het herstel van waternatuur in het noorden en oosten van Nederland is een belangrijke stap. Sinds de herintroductie van otters in 2002 groeide hun aantal in 2020 tot 450 dieren. Daarmee is de drempelwaarde van 400 bereikt die geldt voor een levensvatbare populatie.
Of er voldoende maatregelen zijn genomen bepaalt de otter zelf. Uit het feit dat het dier zowel aan de Nederlandse als aan de Duitse kant nog niet overal voorkomt kan worden opgemaakt dat verdere verbeteringen van de waternatuur nodig zijn. De successen laten zien dat de ontwikkeling van waternatuur en omvorming naar rijk begroeide oevers binnen enkele jaren kan leiden tot een bekroning in een gebied door vestiging van de otter.
Bronnen:
©AnimalsToday.nl Marianne Miltenburg
Strijd mee tegen dierenleed!
Related posts
1 Comment
Comments are closed.
Kun je met het grote aantal doodgereden otters spreken van een geschikt leefmilieu voor otters ??