Er bestaat een broodjeaapverhaal over het uitsterven van de stephens-eilandrotswinterkoning, dat beweert dat deze nachtelijke, niet-vliegende, insectenetende zangvogel uit Nieuw-Zeeland tot uitsterven werd gedreven door één enkele vuurtorenwachterskat, genaamd Tibbles. Natuurlijk is de waarheid ingewikkelder en waren de hoofdschuldigen niet de katten, maar de mensen die hen introduceerden.
Oorspronkelijk was het winterkoninkje algemeen verspreid over Nieuw-Zeeland tot de Maori arriveerden en de Polynesische rat, kiore, met zich meebrachten. Deze introducé dreef het winterkoninkje zover terug dat Stephens Island haar laatste toevluchtsoord werd. In 1879 besloten de Europese kolonisten, die de eilandnatie overnamen van de Maori, om op Stephens Island een vuurtoren te bouwen. De voorbereidingen begonnen in alle ernst in 1891 en begin 1894 ontsnapte een zwangere kat die naar het eiland was gebracht. In juni begon een van de nieuwgeboren katten de karkassen van een kleine vogel naar de behuizingen van de vuurtorenwachters te brengen. De assistent-vuurtorenwachter, David Lyall, die een belang schepte in natuurlijke historie, speelde een van de karkassen in de handen van Walter Butler, een Nieuw-Zeelandse advocaat, naturalist en ornitholoog. Butler herkende het meteen als een nieuwe soort en bereidde een wetenschappelijke beschrijving voor. Lyall begonnen met de verkoop van alle vogels die hij maar kon vinden, aan Henry H. Travers, een professionele handelaar. Een verzamel- en publicatiestrijd volgde tussen zelfverklaarde wetenschappers. Travers die de handelswaarde van de vogels inzag, zette Butler buitenspel en bood de vogels aan de rijkere Walter Rothschild aan.
Rothschild prepareerde snel een beschrijving van de vogel als “Traversia Lyall”, voordat Butler zijn beschrijving van het winterkoninkje als ‘Xenicus insularis’ kon publiceren in april 1895.
Tegen de winter kon Travis geen exemplaren van de nieuwe soort meer vinden op Stephens Island en melden dat het er nu wemelde van de katten. Door de mens geïntroduceerd katten en de vernietiging van de leefomgeving door de mens, maar ook ‘wetenschappelijke’ concurrentie en verzamelwoede dreef het stephens-eilandrotswinterkoning naar uitsterving binnen een paar jaar van zijn ‘ontdekking’.
In Californië was de noordelijke zeeolifant goed bekend. Ze waren meedogenloos bejaagd voor de olie gewonnen uit hun dikke laag blubber. Uit een groot mannetje kon wel 1000 liter olie worden gekookt. Tegen het einde van de 19e eeuw dacht men dat de noordelijke zeeolifant uitgestorven was. Tot een wetenschappelijke expeditie in 1892 acht exemplaren vond op het Mexicaanse eiland Guadeloupe. De ‘wetenschappers’ doodde onmiddellijk zeven van de acht dieren als specimen voor musea.
“Waanzin”, zouden de meesten van ons nu zeggen, “Wie doodt een mooi, zeldzaam, levend wezen om hem of haar ten toon te stellen in een museum of als onderzoeksvoorwerp?” We zouden een dergelijke gebrekkige ethiek in de wetenschap toeschrijven aan het irrationele Victoriaanse tijdperk, dat slechts een korte opleving kende onder de Nazi-artsen.
Maar is die vorm van ‘wetenschap’ iets van het verleden?
In september vond een Amerikaans onderzoeksteam een mannelijke salomonsbosijsvogel (Actenoides excelsus) die slechts voorkomt op Guadalcanal, een van de Salomonseilanden. Ze namen de allereerste foto ooit van de vogel en daarna doodde ze hem. Chris Filardi, verbonden aan het Amerikaanse ‘Museum of Natural History’, verdedigde zijn keuze om de vogel te slachten als een “standaard praktijk onder veldbiologen”.
Op de Rode Lijst van Bedreigde Soorten van de IUCN wordt “deze spectaculaire soort als bedreigd beschouwd op basis van een zeer kleine populatie die vermoedelijk afneemt, althans in een deel van het leefgebied”.
Filardi echter beweert dat de vogel “niet zeldzaam is of zich in onmiddellijk gevaar van uitsterven bevindt” en bejubelt de wetenschappelijke mogelijkheden van deze moord. In zijn eigen blog op www.amnh.org beschrijft hij de eerste ontmoeting als:
“Oh mijn god, de ijsvogel, een van de minst bekende vogels in de wereld bevond zich voor mij, alsof een mythisch schepsel tot leven was gekomen”.
Een mythisch schepsel geslacht in naam van de wetenschap. Een vorm van wetenschap die geen bestaansrecht heeft in deze tijd. Het zal interessant zijn om te horen van het Amerikaans natuurhistorisch museum of hun moraal net zo stoffig is als hun collectie of dat deze geëvolueerd is. Wetenschap op zichzelf rechtvaardigt helemaal niets. Het mag nooit tot een moorden-in-de-naam-van religie verworden die hersenloos gevolgd wordt. Wetenschap hoort het behoud van de natuurlijke wereld te dienen en voorop te lopen in ethiek.
Als Filardi gelijk heeft dat dit de “standaard praktijk onder veldbiologen” is, dan zijn we toe aan een nieuwe generatie van meedogende biologen en wetenschappers.
Erwin Vermeulen is fotograaf, Hoofd Werktuigkundige bij Sea Shepherd en woont samen met zijn vriendin Susan, een dove kat, een éénogige kat, een kat met één nier, een gepensioneerde speurhond en twee dove en blinde honden.
© PiepVandaag.nl
Strijd mee tegen dierenleed!
Related posts
1 Comment
Comments are closed.
Blog Karen Soeters
Strijd mee tegen dierenleed!
Door (maandelijkse) donateur te worden, bied je een constante stroom van hulp die essentieel is voor redding en verzorging van oorlogsdieren in Oekraïne. Elke bijdrage, groot of klein, eenmalig of periodiek, maakt een verschil. Help je ook mee?
Wetenschap en dieren zijn bijna nooit een goede kombinatie, want anders kun je werk niet doen als wetenschapper.
Hoe ga je met dieren proefjes doen als je er een band mee hebt, niet dus, want dan word het al gauw zielig.
Onderzoek staat altijd bovenaan bij wetenschappers en het gevoel staat uit.
Vandaar dat wetenschappers vaak helemaal niets weten van levende dieren en hun gevoel.
Gisteravond ook weer op TV, dieren kunnen ook rouwen om gestorven familie of soortgenoot, sorry hoor maar dat was 50 jaar geleden ook al bekent, maar nu pas wetenschappelijk bewezen.