45 jaar geleden vroeg René Wentzel mij of ik hem wilde helpen met het opvangen van zeehonden. Hij beloofde daarbij dat ik iedere winter vrij zou zijn: alleen in de zomer zou ik te maken krijgen met de huilers van de gewone zeehonden, die in juni – juli werden geboren. Dat kwam prima uit, dus ik zei: ‘Ja’ en bracht de opvang van zeehonden naar Pieterburen.
In die tijd leefden er nog geen grijze zeehonden op onze kust en zandbanken. Een paar duizend jaar geleden leefden ze daar wel; dat blijkt uit fossiele fondsen in o.a. de Friese terpen. Waarom ze destijds uit Nederland zijn verdwenen is onduidelijk; misschien jacht? Volgens oude robbenjagers zagen ze rond 1900 wel eens een grijze zeehond die uit het Verenigd Koninkrijk kwam overwaaien. De meesten kwamen vanaf de Farne Islands en Schotland. Ik kreeg de eerste jonge grijze zeehond in 1974, op 22 december gevonden op Schiermonnikoog. Vanaf die datum kregen we ieder jaar jonge grijze zeehonden in de crèche, van twee tot zes weken oud. De eerste witte zeehond kwam van de Eemshaven. Ik zie hem nog liggen. Wat een verrassing: een kerstkindje.
Omdat er toen geen grijze zeehonden leefden in Nederland brachten we de herstelde, dus weer gezonde jonge dieren naar de Duitse Hallig Hooge of naar het eiland Amrum. Voor de kust van Schleswig Holstein leefden wél grijze zeehonden die daar ook hun jongen kregen. Iedere keer was dat een hele operatie. Maar toen we vanuit België (Schellebelle) een terugmelding kregen van een door ons in Duitsland vrijgelaten grijze zeehond, hebben Hessel Wiegman en ik rond 1980 bedacht dat we ze beter konden vrijlaten op de Engelsche Hoek. ‘Veel grijze zeehonden komen uit Engeland. Op een zandbank met die naam zullen ze zich vast thuis voelen’, vonden we.
Doordat er in diezelfde periode een actie op de Farne Islands plaatsvond om grijze zeehonden te verjagen van de rotskust, trokken steeds meer grijze zeehonden naar Nederland en kozen onze kusten en zandbanken uit om daar te gaan leven en ook hun jongen ter wereld te brengen. Een helikopter van de luchtmacht maakte melding van de eerste witte pasgeboren pup in 1980. Hessel Wiegman maakte die vlucht mee en heeft dit zelf waargenomen.
De keuze van de grijze zeehonden voor dit gebied was overigens niet een heel goed plan, want deze dieren krijgen hun jongen op het droge. Die jongen worden met een dikke witte vacht geboren die hen wél goed beschermt tegen de winterkou, maar waarmee ze niet goed kunnen zwemmen. Daarom blijven ze de eerste drie weken van hun leven op het droge en worden daar gezoogd door hun moeders. De grijze zeehond laat haar jong alleen als zij op visvangst gaat. Dat is tegenovergesteld aan het gedrag van de gewone zeehond: die laat haar jong in de Waddenzee nooit alleen. Haar jong moet bij hoog water direct zwemmen en de moeder wijkt daarbij niet van de zijde van haar jong.
De stormen van de laatste jaren (vaak met windkracht 9 of meer) vanuit het noordwesten zijn een groot probleem voor de grijze zeehonden die nu leven op de Razende Bol, de Engelsche Hoek, de Richel, Griend en ook in Zeeland. Door het opgestuwde water en de hoge golven raken hun ligplaatsen onder water en komen de jongen met hun dikke witte babyvacht (waarmee ze niet of nauwelijks kunnen zwemmen) in het water terecht. Gelukkig hebben de moeders in de afgelopen jaren geleerd om in zo’n geval uit te wijken naar de stranden van de eilanden.
Alleen levert dat weer een ander probleem op. De oudere mannetjes die voor de Engelsche Hoek en de Richel rondzwemmen houden hun vrouwtjes en de jongen goed in de gaten, zodat jonge mannetjes niet de kans krijgen om de moeders en jongen lastig te vallen en daarmee de situatie zo te verstoren dat er niet goed gezoogd kan worden. Dat is wat er op dit moment op de stranden van de Waddeneilanden gebeurt: omdat de moeders daar met hun jongen buiten de beschermde groep terecht zijn gekomen, grijpen jonge mannetjes hun kans en verstoren door hun paargedrag de zoogperiode. Er is zelfs waargenomen dat een mannetje zo lang op een vrouwtje op Terschelling lag dat hij het niet overleefde (mooie dood, maar niet goed voor het jong).
Het jong van een grijze zeehond groeit van 8 a 10 kg bij de geboorte in een zoogperiode van slechts drie weken tot 50 a 60 kg. Dat startgewicht hebben ze nodig om te overleven als ze zelf na die zoogperiode vis moeten gaan vangen. Na die drie weken verliezen de jongen hun witte beschermende babyvacht, gaan het water in om te leren vis te vangen en verliezen daarbij veel van hun gewicht.
Er is dus ieder jaar een periode waarin witte pups vaak alleen op het strand liggen. Vrijwilligers van de Stichting RTZ (ReddingsTeam Zeedieren) geven zulke jongen een kleurtje op hun vacht, zodat ze kunnen zien wat er mee gebeurt. Als de moeder terugkomt is er niets aan de hand. Anders heeft het dier beslist hulp nodig.
Lenie ’t Hart, oprichter Zeehondencrèche Pieterburen en het Lenie ’t Hart Zeehondenfonds
©AnimalsToday.nl
Strijd mee tegen dierenleed!
Related posts
1 Comment
Comments are closed.
leuk,