In 2008 werd een enorme voorraad ivoor verkocht aan China en Japan om vrij te verhandelen, met als doel het tegengaan van stroperij. Dit plan mislukte catastrofaal en stimuleerde juist de dramatische toename van de olifantenstroperij, blijkt uit nieuw onderzoek.
Al ver voor 1900 begon de vraag naar ivoor sterk te groeien. Zo werd ivoor gebruikt voor pianotoetsen, biljartballen, sculpturen en andere luxegoederen. Als gevolg hiervan begon de wereldwijde populatie olifanten sterk te dalen. Ook de toenemende populariteit van het jagen op de olifant in de Afrikaanse wildernis en de enorme vraag in Azië naar ivoor als ‘geneesmiddel’, begon zijn tol te eisen op de olifantenpopulaties. In 1978 wordt de olifant dan ook officieel toegevoegd aan de lijst met bedreigde diersoorten.
Het aantal olifanten blijft echter dalen. In de jaren ’80 daalt de populatie van ongeveer 1,2 miljoen naar 600,000 miljoen. CITES, een organisatie die de handel in bedreigde diersoorten reguleert en wordt gevormd door 181 deelnemende landen, stelde daarom in 1989 een verbod in voor alle internationale handel in ivoor.
Legale verkoop
In 2008 staat CITES, met ondersteuning van alle lidstaten, toe dat vier Afrikaanse landen hun ivoorvoorraad verkopen aan China en Japan. Dit betreft een voorraad van meer dan 100 ton ivoor van Afrikaanse olifanten die op natuurlijke wijze zijn overleden. Hiermee trachtte CITES de stroperij, die met de dag verergerde, tegen te gaan. Hun idee was dat wanneer er meer ivoor beschikbaar zou zijn, de prijzen zouden dalen en stropen minder op zou leveren, waardoor het voor stropers minder aantrekkelijk zou zijn.
Onderzoek
In plaats daarvan volgde er een ‘abrupte, significante, permanente en geografisch wijd verspreidde toename’ in olifantenstroperij, concludeerden professor Hsiang en Nitin Sekar in hun onderzoek dat deze maand werd gepubliceerd. Zij vonden een abrupte toename van 66 procent in illegale ivoorproductie en een mogelijke tienvoudige toename in de ivoor-trend. Ook zagen zij een toename van ivoorsmokkel uit Afrika van 71 procent.
Dit onderzoek suggereert dat de enorme toename in olifanten stroperij waarschijnlijk is ontstaan door de legale verkoop in 2008. Uit verschillende onderzoeken blijkt dat 2011 het slechtste jaar was voor de olifant, sinds het verbod werd ingesteld in 1989. In dit jaar werd er meer dan 26 ton gestroopt ivoor in beslag genomen. De onderzoekers denken dat de legale verkoop de vraag naar ivoor stimuleerde, doordat het stigma van ivoor verminderde. Daarnaast denken zij dat ook het aanbod werd gestimuleerd door de legale verkoop omdat die een dekmantel bood voor de illegale handel. CITES reageerde op het onderzoek:
“Deze beslissingen werden genomen door de verschillende landen die lid zijn van CITES, in het kader van de condities die er waren op dat moment. De organisatie verwelkomt deze doorlopende onderzoeken en analyses en zal relevante bevindingen nauwlettend blijven monitoren.”
Professor Hsiang neemt CITES echter niks kwalijk. In een reactie vertelt hij aan The Guardian:
“Voor de verkoop, hadden vele economen gezegd dat het juist was om te doen. Wij denken dat CITES het beste deed wat ze konden. Ons werk moet toekomstig beleid ondersteunen.”
Volgende legale verkoop
En dit toekomstige beleid komt al snel dichterbij. In september dit jaar komen alle lidstaten van CITES wederom bij elkaar. Dan zal er onder andere worden gestemd over een voorstel van Zimbabwe en Namibië voor een volgende legale verkoop voor hun voorraad ivoor. Hopelijk zal dit onderzoek worden meegenomen in de beslissing en zullen toekomstige voorstellen voor de legale verkoop van ivoor worden afgewezen.
Bronnen: The Guardian, IFAW, ifaw, Nber ©PiepVandaag.nl Nadine van Wissen