Je hoort niet vaak meer dat een diersoort in het wild in aantal toeneemt; de meeste soorten boeten in aan hoeveelheid. Maar vanuit Tanzania klinken andere geluiden. Een recente telling toont aan dat de populatie van de kipunji-aap (Rungwecebus kipunji) in de zuidelijke hooglanden van Tanzania met 65 procent is toegenomen. Ook tekenen van menselijke invloeden in zijn leefgebied zijn over een periode van 13 jaar met 81 procent afgenomen.
De populatiegroei is het gevolg van twintig jaar intensieve inspanningen door de Wildlife Conservation Society (WCS) en Tanzaniaanse overheidspartners, waaronder wettelijke bescherming van bossen en betrokkenheid van de gemeenschap.
De kipunji is Afrika’s zeldzaamste aap
Toen in 2003 onderzoekers van de Wildlife Conservation Society in de zuidelijke hooglanden van Tanzania van lokale jagers hoorden dat er een apensoort genaamd kipunji op de hellingen van de Rungwe berg leefde, wisten ze niet wat ze ervan moesten denken. Ze hadden nog nooit van de kipunji gehoord.
.
.
Terwijl de biodiversiteitsonderzoekers aan het werk waren, vingen ze voor het eerst een glimp op van een vreemde primaat. De meest opvallende fysieke kenmerken van kipunji’s zijn de driehoekige kam boven hun hoofd en de driehoekige plukjes haar aan de zijkanten van hun wangen. Hun gezichten zijn kaal en zwart met een smalle neuslijn, schuine neusgaten, een vooruitstekende snuit en lichtbruine ogen. Lang stekelig haar waaiert uit bij de schouders. Hun vacht is over het algemeen lichtbruin, hoewel het donkerder wordt aan de handen en voeten met een witte vlek op de borst en het puntje van hun staart. Kipunji’s zijn grote apen die tot 90 cm lang kunnen worden en doorgaans tussen de 10-16 kg wegen. De staarten van Kipunji’s zijn langer dan hun lichaam. Er is geen onderscheid in uiterlijk tussen de geslachten.
.
.
Het dier is het nauwste verwant aan de baviaan (Papio) en leeft in bergbossen op een hoogte van 1.300-2.450 meter, in groepen van 15 tot 30 individuen. Ze blijven meestal in het bladerdak en voeden zich met een grote verscheidenheid aan bladeren, schors, fruit, zaden en ongewervelde dieren. Omdat ze zo recent zijn beschreven, is er geen definitieve informatie over hun levensduur; wetenschappers hebben echter geschat (door naar vergelijkbare soorten te kijken) dat ze mogelijk wel 45 jaar oud kunnen worden.
De ontdekking van de kipunji
Tegelijk met de opwinding over de nieuwe ontdekking kwam diepe bezorgdheid. De kipunji en zijn boshabitat, rijk aan biodiversiteit en endemische soorten die nergens anders voorkomen, waren in de problemen. De Rungwe berg en Livingstone Range Forest in de zuidelijke hooglanden, de thuisbasis van bijna 95 procent van de kipunji-bevolking, lag niet in een nationaal park.
Het kappen van bomen, het maken van houtskool en stroperij waren heel gewoon. In het Udzungwa gebergte, waar wetenschappers de tweede kipunji-populatie ontdekten, was het bos in betere staat – maar de kipunji-populatie was daar erg klein. De eerste telling, gedaan in 2007, bracht de totale kipunji-populatie, op beide locaties samen, op slechts 1.117 individuen. Tim Davenport, voormalig directeur van soortenbehoud en wetenschap voor Afrika bij WCS:
“Natuurlijk was de ontdekking van de soort erg opwindend – maar het was ook erg nuttig. De ontdekking trok internationale aandacht, oogstte politieke steun en trok financiering aan, waardoor WCS kon samenwerken met regerings- en gemeenschapspartners om een langetermijnprogramma voor natuurbehoud te verwezenlijken.”
Stroperij en jacht
Boeren in het Mount Rungwe-Livingstone-gebied verbouwen bananen, maïs, wortelen en aardappelen. Hoewel de kipunji over het algemeen verlegen is, hangt hij doorgaans wel rond aan de bosrand en plundert hij zo nu en dan gewassen, maar dan wel met een groep. Met als gevolg grote verliezen voor de boeren. Als reactie hierop plaatsten boeren dodelijke vallen.
Het Livingstone-gebied werd opgenomen in het nieuw gecreëerde Kitulo National Park, Mount Rungwe werd opgewaardeerd tot een natuurreservaat en WCS pachtte een derde kipunji-bosgebied, Nkuku genaamd, om een privéreservaat te creëren waar de kipunji kon worden bestudeerd. WCS bood ook financiële en technische ondersteuning voor het voortdurende beheer van die beschermde gebieden, inclusief het inhuren en trainen van boswachters, de afbakening van grenzen, het regelmatig verwijderen van strikken uit bosgebieden en meer. In nauwe samenwerking met overheidspartners zoals de bosdienst, legde WCS bospercelen aan voor brandhout, introduceerde bijenteeltprojecten voor het genereren van inkomsten, initieerde community ranger-programma’s en ondersteunde inheemse boomkwekerijen voor habitatherstel.
.
.
WCS en overheidspartners startten een uitgebreid onderwijsprogramma gericht op dorpen binnen 5 km van de beschermde bossen. Dit waren onder meer natuurclubs op basisscholen en middelbare scholen, filmvertoningen en educatieve programma’s voor volwassenen die het belang van het bos voor waterwinning en andere ecosysteemdiensten benadrukten.
Hulp van de gemeenschap
Mensen uit de lokale gemeenschappen, waaronder jagers en houthakkers, werkten soms samen met het WCS-team voor natuurbeschermingswerk, wat kansen bood om ideeën uit te wisselen. Het droeg bij aan het veranderen van de houding van mensen. Hoewel sommige van de WCS-activiteiten zijn gestaakt, zijn mensen niet teruggekeerd naar jagen of houtkap. En als mensen illegale activiteiten in het bos zien, waarschuwen ze nu WCS of andere autoriteiten.
Deze combinatie van benaderingen van de afgelopen 20 jaar lijkt te hebben gewerkt, gezien de bevindingen van de onderzoekers over een groeiende populatie kipunji. In de zuidelijke hooglanden is deze met 65 procent toegenomen en is het verspreidingsgebied met bijna een vijfde uitgebreid, terwijl tekenen van menselijke verstoringen met 81 procent zijn afgenomen.
Ondanks dit alles is de totale kipunji-populatie, nu geschat op 1.966 dieren, nog steeds alarmerend laag en op de Rode Lijst van de IUCN geclassificeerd als bedreigd. Toch is het algemene verhaal van de kipunji er tot nu toe een van duurzaam herstel. De verhouding tussen volwassen vrouwtjes en subvolwassenen en juvenielen in de zuidelijke hooglanden geeft aan dat de bevolking nog steeds toeneemt. Als de huidige bosbescherming wordt voortgezet, zou de bevolking de komende 25 jaar kunnen verdubbelen en kunnen uitbreiden naar nieuwe bosgebieden. Uiteindelijk zal het lot van de kipunji berusten bij de Tanzaniaanse overheid en lokale gemeenschappen.
.
.
Bronnen:
©AnimalsToday.nl Marianne Miltenburg