Op Antarctica leggen in de herfstperiode de vrouwelijke keizerspinguïns op het ijs, ver van zee, hun enige ei. Zodra de mannetjes zijn gearriveerd, wordt het ei zorgvuldig overgedragen en vertrekken de vrouwtjes massaal richting zee om aan te sterken. Na de winter keren ze terug met nieuwe vetreserves en voeding voor het geboren jong.
Tijdens de wintermaanden is het de taak van de mannetjes om het ei uit te broeden. De temperatuur ligt dan vele tientallen graden onder het vriespunt, soms wel 50 graden onder nul. Om deze snijdende kou te trotseren kruipen de mannetjes met hun eieren dicht tegen elkaar aan. Ze hebben niet alleen elkaars lichaamswarmte nodig om zelf te overleven, maar ook om goed hun eieren uit te broeden. Het ei wordt op de poten warm gehouden onder een beschermende huidplooi. Tijdens het broeden bewegen de mannetjes amper en teren zij in op hun vetreserve.
In de groep is een voortdurende golvende beweging aanwezig, waardoor niet steeds dezelfde mannetjes aan de buitenkant hoeven te staan. Onderzoekers van het Alfred Wegener Institut in Bremerhaven hebben bestudeerd hoe zo’n groep keizerspinguïns zich verplaatst. Deze golfbeweging ontstaat doordat er om de halve minuut een pinguïn in de groep een stap van zo’n 2 cm vooruit of opzij zet, waardoor ook andere pinguïns opschuiven. De afstand tussen de dieren is cruciaal; de ruimte tussen de pinguïns mag niet te groot zijn, maar moet net genoeg zijn om de veren hun isolerende werking te laten doen. Deze isolatie zou verdwijnen als de afstand te klein wordt en de veren worden platgedrukt. Om deze ruimte in de groep te behouden zijn de dieren continu in beweging.
Deze golfbeweging is te vergelijken met het aanschuiven van auto’s die in een file rijden. Het enige verschil is dat een file zich in één richting verplaatst en de groep pinguïns zich steeds naar verschillende kanten beweegt.
Bron: National Geographic ©PiepVandaag.nl Nicole Brinker