Volgens zeevogelspecialisten heeft de keizerspinguïn – de grootste pinguïnsoort ter wereld – mogelijk zijn langste tijd op aarde gehad. Als de klimaatverandering in het huidige tempo doorgaat zal zeker 98 procent van alle keizerspinguïnkolonies over 80 jaar vrijwel zijn uitgestorven. Tegen 2050 zou al twee derde van alle kolonies zijn verdwenen en het nieuwe IPCC-rapport geeft geen reden tot optimisme.
In tegenstelling tot andere pinguïns broedt de keizerspinguïn (Aptenodytes forsteri) tijdens de volle Antarctische winter. Daarbij trotseren ze temperaturen van soms wel 60 graden onder nul. Keizerspinguïns worden geslachtsrijp als ze drie jaar oud zijn. In het voederseizoen (januari tot maart) is het voor de volwassen dieren essentieel om zich vet te mesten, want in april beginnen de keizerspinguïns aan hun beroemde mars naar de broedplaatsen, waarvoor ze tussen de 50 tot 150 km moeten afleggen. De paring vindt plaats in mei.
Naar schatting zijn er wereldwijd nog ongeveer 280.000 broedparen, die zich bijna allemaal op Antarctica bevinden. Juist deze soort is bijzonder kwetsbaar voor klimaatverandering omdat ze – net als ijsberen in het noordpoolgebied – afhankelijk zijn van de aanwezigheid van zee-ijs voor hun voortbestaan. De kolonies liggen op heel specifieke plekken, ver van de zee, onder hoge ijskliffen die enige bescherming moeten bieden tegen de harde wind. Keizerpinguïns broeden op drijvend zee-ijs dat ook bescherming biedt tegen hun grootste vijanden: orka’s en haaien. Dit maakt de dieren kwetsbaar voor klimaatverandering, omdat de drijvende ijsplaten langs de randen van de ijskap dreigen weg te smelten, door opwarming van lucht en zeewater.
Zee-ijs
Keizerspinguïnvrouwtjes produceren één ei dat ongeveer 460 gram weegt. Zodra het ei is gelegd, trekken ze onmiddellijk terug naar zee om zich te voeden en nemen de mannetjes het broeden over. Dit doen ze door de eieren op hun poten te leggen en ze twee maanden lang onafgebroken warm te houden met hun broedflappen (vederloze huid die sommige vogels aan de onderkant van hun buik hebben). Gedurende ongeveer 110 dagen eten de mannetjes niet, waardoor ze zo’n 20 kilo aan gewicht kunnen verliezen. De vrouwtjes blijven ongeveer twee maanden op zee en keren terug rond begin augustus, tegen de tijd dat de eieren uitkomen. Ze lokaliseren hun familie door de roep van hun mannelijke partners.
Als de kuikens uit hun ei komen hebben ze geen verweer tegen de Antarctische omgeving en zijn ze voor warmte en voedsel volledig afhankelijk van hun ouders. Tot de keizersvrouwtjes terugkeren, voeden de mannetjes hun kuikens met een substantie die ze uit hun slokdarm ophoesten.
Bij terugkomst nemen de vrouwtjes het voeden en warm houden van de kuikens over, en nu zijn het de mannetjes die naar zee gaan om te eten, waar ze iets minder dan een maand de tijd voor nemen. Ongeveer anderhalve maand nadat ze uit het ei zijn gekropen, springen de keizerskuikens van de voeten van hun ouders en kruipen ze samen met andere kuikens in wat een ‘crèche’ wordt genoemd. Vanaf november krijgen de kuikens beschermende veren die het dons vervangen en stoppen de ouders met het voederen van de kuikens. De terugtocht naar zee begint in december, en dan start de broedcyclus helemaal opnieuw.
Onderzoeker Stephanie Jenouvrier, een zeevogelspecialist bij Woods Hole Oceanographic Institution en hoofdauteur van de studie over keizerspinguïns, zegt in een verklaring:
“Als er te weinig zee-ijs is, kunnen kuikens verdrinken als het zee-ijs vroegtijdig breekt; als er te veel zee-ijs is, worden voedseltochten voor de ouders te lang en te moeilijk en kunnen de kuikens verhongeren. In delen van het Antarctisch Schiereiland is de laatste drie decennia een groot deel van de ijszee gesmolten en is één keizerspinguïnkolonie inmiddels al vrijwel verdwenen.”
Er zijn nog maar enkele dieren over, te weinig om een kolonie toekomst te geven. Door het vroege smelten van het ijs zouden 10.000 kuikens zijn verdronken toen het ijs brak voordat ze er klaar voor waren om te zwemmen.
Essentieel onderdeel van Antarctische voedselketen
De keizerspinguïns vormen een essentieel onderdeel van de Antarctische voedselketen en staan bekend om hun samenwerking bij het foerageren. Ze jagen op vis en andere zeedieren in open zeeën of in spleten in het ijs. Keizerspinguïns kunnen dieper duiken dan welke andere vogel dan ook, tot op een diepte van bijna 550 meter, waarbij ze bijna 20 minuten onder water kunnen blijven. Op het land waggelen keizerspinguïns met een snelheid van ongeveer 2,5 km/uur.
In tijden van blootstelling aan de harde Antarctische winden, vormen de pinguïns een ineengedoken cirkel. De jongste blijven in het midden, waar het het warmst is, terwijl de volwassenen de buitenste gebieden vormen. Ze draaien langzaam in en uit, waarbij ze om beurten in de koudste buitenste laag zitten.
Keizerspinguïn mogelijk over 80 jaar uitgestorven
Als de opwarming van de aarde beperkt blijft tot maximaal 1,5 graad, zoals gesteld in het klimaatakkoord van Parijs, zal het aantal keizerpinguïns met niet meer dan een derde afnemen. De soort kan dan nog overleven, zeggen ecologen van het Amerikaanse Woods Hole-instituut voor oceaanonderzoek. In het nieuwste IPCC-rapport dat op 9 augustus werd gepresenteerd wordt gesteld dat bij meer dan 2 graden opwarming het smelten van de ijskappen van Groenland en West-Antarctica (met genoeg water om de zeespiegel met 13 meter te laten stijgen) zou kunnen leiden tot een ‘point of no return’. Elke fractie van een graad telt om de keizerspinguïn en vele andere soorten nog overlevingskansen te bieden!
Bronnen:
©AnimalsToday.nl Marianne Miltenburg