Volgens een nieuwe studie veranderen Europese vogels in grootte, gewoontes en lichaamssamenstelling door de opwarming van de aarde. Maar ook verstedelijking, vervuiling, verlies van leefgebied en andere onbekende factoren spelen waarschijnlijk een grotere rol dan voorheen werd gedacht.
De wetenschappers die de studie hebben uitgevoerd hebben data geanalyseerd vanaf de jaren zestig in het Verenigd Koninkrijk en Nederland. Ze hebben zestig verschillende vogelsoorten onderzocht, waaronder de huismus, kuifmees, rietgors, goudvink en fitis. Ze keken specifiek naar hoe deze vogels in deze periode zijn veranderd op het gebied van broedperiodes, aantal nakomelingen en lichaamsgrootte en -samenstelling.
Bevindingen
Van ongeveer 32 procent van de zestig vogelsoorten die werden onderzocht, is het lichaam veranderd door de temperatuurverschillen. De vogels krompen daarbij met gemiddeld 0.45 procent voor elke extra graad Celsius. Ongeveer 86% van de vogelsoorten legt nu eieren op andere momenten, en 31% kreeg meer of minder nakomelingen.
Tuinfluiters bijvoorbeeld krijgen tegenwoordig een kwart minder kuikens dan voorheen, wat gigantische gevolgen heeft voor het voortbestaan van de soort. En tjiftjafs leggen hun eitjes tegenwoordig gemiddeld twaalf dagen eerder, waardoor er niet genoeg eten beschikbaar kan zijn voor de kuikens. Andere soorten worden steeds kleiner, terwijl sommige, zoals roodstaarten, juist groter worden. Dit soort veranderingen kunnen de balans in het ecosysteem op grote schaal verstoren.
Andere omgevingsfactoren
De wetenschappers keken voornamelijk welke veranderingen gelinkt konden worden aan hogere temperaturen. Maar daarnaast onderzochten ze ook of de opwarming van de aarde meer effect heeft op de ene soort dan op de andere, en of andere factoren, zoals verstedelijking, vervuiling en verlies van leefgebied, deze veranderingen hebben versterkt.
Tjiftjafs bijvoorbeeld leggen hun eieren door de opwarming van de aarde zes dagen eerder, maar door andere, onbekende omgevingsfactoren nog eens zes dagen eerder, waardoor je op twaalf dagen komt. En van de kwart minder kuikens die tuinfluiters krijgen, kan slechts 13 procent toegekend worden aan klimaatverandering.
Gemiddeld kan volgens de studie 57 procent van de veranderingen in de afgelopen decennia toegeschreven worden aan warmere temperaturen. De wetenschappers kennen de veranderingen toe aan klimaatverandering, als het lokale klimaat verandert, de eigenschappen die onderzocht worden vatbaar zijn voor deze veranderingen, en als andere mogelijke factoren stabiel zijn gebleven.
Verschillen in beïnvloeding
Niet alle soorten worden op dezelfde manier beïnvloed door de veranderende omgeving. Sommige, zoals roodstaarten, worden in tegenstelling tot de meeste soorten juist groter en krijgen meer nakomelingen. Volgens de wetenschappers worden deze variaties waarschijnlijk bepaald door factoren die niet direct met temperatuur te maken hebben. Shahar Dubiner, ecoloog aan de Tel Aviv University, heeft soortgelijke dramatische veranderingen in Israëlische vogelsoorten geobserveerd, en concludeert:
“Deze studie geeft een goed onderbouwde verklaring voor waarom verschillende soorten op verschillende manieren veranderen. En het heeft niet te maken met gevoeligheid voor temperatuurverschillen, maar met andere factoren buiten temperatuur.”
Hoewel opwarming waarschijnlijk dus de grootste rol speelt in de veranderingen in vogels, is het niet de enige factor. Andere factoren, die niet zoals eerder gedacht te wijten zijn aan de gevoeligheid van de verschillende soorten voor temperatuurverschillen, spelen wellicht een grotere rol dan voorheen werd gedacht. De taak is nu om te onderzoeken wat deze andere factoren precies zijn en hoe deze gerelateerd zijn aan de hogere temperaturen.
Bron:
- Big News Network
- The Guardian
- Lees ook:
.
©AnimalsToday.nl Savanna Breitenfellner