Organisaties als het Great Ape Project en het Nonhuman Rights Project zijn al jaren bezig om te ijveren voor morele en zelfs juridische gelijkheid tussen de grote mensapen: de chimpansees, bonobo’s, gorilla’s en orang-oetans, en de menselijke mensaap: mensen. Ook zijn er projecten die er naar streven om dolfijnen en andere zeezoogdieren gelijke rechten te geven, zoals de Helsinki Declaration of Rights for Cetaceans. Zijn dit soort initiatieven een eerste stap op weg naar de gelijkheid van alle dieren, of bereiken we daarmee alleen een speciale status voor dieren die op mensen lijken en wordt het dan moeilijker om voor gelijkheid te pleiten voor dieren die verder van mensen afstaan?
Afgelopen februari organiseerde ik met mijn Instituut voor Dieren in Filosofie en Wetenschap in Amsterdam het seminar The moral status of great apes and dolphins. Are apes and dolphins morally special? Dit was het derde seminar in de Apes & Dolphins Seminar Series die ik de afgelopen maanden heb georganiseerd samen met dolfijnenexpert dr. Justin Gregg van het Dolphin Communication Project en auteur van het vorig jaar verschenen, bijzonder boeiende boek Are dolphins really smart? The mammal behind the myth (Oxford University Press). Tijdens dit laatste seminar (georganiseerd als een Minding Animals Partner Event) gaven Justin en ik presentaties over het morele denken van ethici en filosofen over grote mensapen en dolfijnen en bespraken we de campagnes en projecten die zijn opgezet voor deze dieren, zoals de recente rechtszaken die het Nonhuman Rights Project voert om chimpansees als juridische personen erkend te krijgen en daarmee hun individuele vrijheid te bewerkstelligen.
Gelijkheid omdat ze zo op mensen lijken
Wat opvalt in al dit soort projecten is dat er voor gelijkheid van mensapen en dolfijnen wordt gepleit op basis van de veronderstelde grote overeenkomsten met mensen die we bij deze dieren aantreffen. Zo zouden mensapen en dolfijnen wat betreft hun grote intelligentie en complexe cognitieve vaardigheden heel veel op mensen lijken, en zouden zij net als mensen een rijk en sociaal gevoelsleven hebben. De beroemde dierethicus Peter Singer en de Italiaanse filosofe Paola Cavalieri noemen de grote mensapen bijvoorbeeld “verontrustende dubbelgangers van ons,” in het boek The Great Ape Project. Equality Beyond Humanity uit 1993, waarmee het Great Ape Project toen werd gelanceerd. Ook in de rechtszaken die het Nonhuman Rights Project (opgezet door de jurist Steven Wise) afgelopen december opstelde voor chimpansee Tommy en drie andere chimpansees, ligt de focus enorm op het aantonen van de overeenkomsten van chimpansees met mensen. De juridische documentatie behorend bij de rechtszaak voor Tommy bevat meer dan 30 pagina’s aan wetenschappelijk feitenmateriaal (waaronder ook nog zeer controversiele feiten) met een opsomming aan allerlei, met name cognitieve vaardigheden die chimpansees met mensen zouden delen. Daarbij wordt het vermogen tot autonomie als belangrijkste cognitieve vaardigheid gezien. Chimpansees hebben zelfbewustzijn en zijn autonome en rationele wezens. Qua intelligentie zouden ze dus op mensen lijken en daarom zouden ze ook als moreel gelijk moeten worden beschouwd. Chimpansees zouden ook een episodisch geheugen hebben, wat inhoudt dat ze kunnen onthouden wat hen in het verleden is overkomen en vanuit die ervaringen ook de toekomst kunnen anticiperen. Het houden van chimpansees in gevangenschap zou dan ook een speciale vorm van lijden betekenen, aangezien chimpansees zich dus kunnen realiseren dat die gevangenschap voor altijd duurt en ze daardoor extra lijden. Voor dieren zonder een dergelijk geheugen en zelfconcept zou gevangenschap “veel van zijn kracht als straf verliezen,” omdat voor dergelijke dieren elk moment nieuw zou zijn en ze zich dus geen voorstelling zouden kunnen maken van langdurige gevangenschap. De eindconclusie die het Nonhuman Rights Project dan trekt over chimpansees is dat “geen enkele diersoort zo dicht bij mensen komt wat betreft zelfbewustzijn en taalvermogens, en diversiteit aan gedragingen zoals werktuiggebruik, gebarencommunicatie, sociaal leren en reacties op de dood.” En om die reden zouden chimpansees het verdienen om als (juridische) personen erkend te worden en daarmee een gelijke status met mensen moeten verkrijgen.
Eerste doorbreking van speciesisme?
Zowel het Great Ape Project als het Nonhuman Rights Project zien het belang van hun aktiviteiten vooral als een poging om eindelijk een breuk te krijgen in de barrière die tussen mensen en alle andere dieren staat: een doorbreking van het speciesisme, het ongerechtvaardigd bevoordelen van leden van je eigen soort en het benadelen van leden van andere soorten. De keuze voor grote mensapen wordt dan beargumenteerd door te wijzen op de vele mensachtige vermogens die deze dieren hebben, waardoor een beperking tot mensapen het meest succesvol zou zijn om morele en juridische gelijkheid voor te verkrijgen. Zo schrijven Singer en Cavalieri dat op dit moment gelijkheid voor alle dieren onbereikbaar is en heeft een project gericht op alleen mensapen veel meer kans om te slagen. (Overigens wil het Nonhuman Rights Project zich in de toekomst ook richten op dolfijnen, olifanten en grijze roodstaart papegaaien, omdat van alle dieren deze het meest op mensen zouden lijken qua intelligentie en gevoelsleven.)
Toen het Great Ape Project in 1993 begon heb ik zelf een aantal jaren samengewerkt met Singer en Cavalieri en hun project. Mijn eigen morele positie correspondeerde echter niet met deze focus op alleen mensapen. Ik sta zelf een egalitarisme voor tussen alle dieren die bewustzijn hebben, in de zin dat ze uberhaupt iets kunnen beleven als positieve en negatieve ervaringen. Wat mij betreft zijn er inmiddels voldoende wetenschappelijke gegevens die het heel plausibel maken dat in ieder geval alle gewervelde dieren bewustzijn hebben. De intelligentie van een dier is in mijn ogen moreel irrelevant. Net zoals we tussen mensen onderling geen moreel onderscheid maken op basis van intelligentie, zouden we dat ook tussen alle dieren niet moeten doen en zouden we alle dieren als gelijken moeten zien. Desondanks deed ik mee aan het Great Ape Project, in de hoop dat dat inderdaad eindelijk tot een eerste breuk in het speciesisme zou leiden. De erkenning van de grote mensapen als gelijken zou betekenen dat mensen voor het eerst andere dieren als gelijken zouden zien. En dat zou er toe kunnen leiden dat mensen meer gaan nadenken over hun houding ten opzichte van álle andere dieren en uiteindelijk zou zo gelijkheid voor alle dieren stapje voor stapje dichterbij kunnen komen.
Inmiddels zijn er ook daadwerkelijk dingen bereikt voor de grote mensapen. Zo hebben een aantal landen nu wetten die het gebruiken van mensapen in biomedisch onderzoek officieel verbieden en wordt het biomedisch onderzoek met chimpansees in de Verenigde Staten langzaam gedeeltelijk afgebouwd. Tegelijkertijd hebben vrijwel al deze wetten (inclusief onze eigen Wet op de Dierproeven) helaas een ontsnappingsclausule, waarin staat dat in het geval van een pandemie in de vorm van levensbedreigende (menselijke) ziektes het wel is toegestaan om grote mensapen (en het zijn met name chimpansees) in te zetten voor levensreddende studies. De mens blijft zo dus alsnog belangrijker dan andere mensapen en van echte gelijkheid is nog lang geen sprake.
Of juist een bestendiging van speciesisme?
Een van de mensen die zich het meest uitspreekt tegen initatieven als het Great Ape Project en het Nonhuman Rights Project is de Amerikaanse jurist en filosoof Gary Francione, vertegenwoordiger van het abolitionisme, de positie waarbinnen men pleit voor een einde aan al het diergebruik door mensen. Hij had in 1993 een hoofdstuk geschreven voor het Great Ape Project boek, maar heeft daar later spijt van gekregen. Zo schrijft hij in een artikel uit 2006, The Great Ape Project: Not so great, dat het onjuist is om de morele status van een dier te verbinden aan de aanwezigheid van mensachtige cognitieve vaardigheden. Naar zijn idee daagt dat juist niet de speciesistsche hiërarchie tussen dieren uit, maar bekrachtigt en bestendigt die juist het speciesisme. De focus op dieren met zelfbewustzijn en rationaliteit is onjuist, omdat alleen het vermogen tot “sentience” of ervaringsbewustzijn moreel relevant is. Dan zou je nog kunnen denken dat het acceptabel kan zijn om morele relevantie te koppelen aan menselijke eigenschappen, omdat dat er uitéindelijk toe zou kunnen leiden dat ook andere dieren dan mensapen als onze gelijken worden erkend. Francione antwoordt daar echter op dat dat gelijk zou staan aan “het voeren van een mensenrechtencampagne door eerst om rechten voor de “slimmere” mensen te vragen in de hoop dat we later rechten zullen geven aan minder intelligente mensen, of alleen die mensen met één zwarte ouder beter behandelen omdat ze meer op blanke mensen lijken.” Ook de Amerikaanse etholoog Marc Bekoff noemt een focus op mensapen een vorm van primatocentrisme en dus speciesisme. Verder is er kritiek gekomen van vertegenwoordigers van de feministische dierethiek, die een focus op rationele en zelfbewuste dieren als een vorm van hiërarchisch denken zien, voortkomend uit het idee van de blanke, rationele en vermogende westerse man als standaard. Volgens feministen als Lori Gruen is de focus op dieren die lijken op mensen onjuist, omdat dat een dualisme introduceert, waarbij er altijd een “ander” zal zijn die minder mensachtig is en daarom wordt uitgesloten.
Personhood beyond the human: Lori Gruen on rethinking personhood
Mijn eigen visie op deze projecten is inmiddels ook danig veranderd. Natuurlijk weet je nooit zeker of deze projecten zullen slagen en dan inderdaad een eerste stap kunnen zijn in het bevechten van speciesisme in al zijn vormen. Wat mij nu vooral tegen de borst stoot is de manier waarop de argumentatie nu wordt gevoerd. De mens staat centraal in de hele discussie, andere dieren worden langs de meetlat van de mens gelegd en al naar gelang ze meer of minder overeenkomsten met mensen hebben wordt hun morele status bepaald. Dat lijkt me niet de goede weg. Het mensachtig zijn van een dier moet toch niet het morele kriterium zijn voor gelijkheid? Toen ik de juridische documenten van het Nonhuman Rights Project doornam werd ik haast vervuld van fysieke walging, omdat in alle pagina’s constant doorklinkt dat de enige reden dat er om gelijkheid van chimpansees wordt gevraagd, is omdat ze zo bijzonder veel op mensen lijken. Zou het Nonhuman Rights Project slagen, dan zitten we daarna echt met een probleem voor andere dieren die niet zoveel op mensen lijken. Dan moeten we het opeens over een hele andere boeg gooien en de mens als maatstaf juist gaan bekritiseren. Dan moeten we weer terug naar waar het eigenlijk vanaf het begin om heeft gedraaid: het feit dat andere dieren net als mensen dingen kunnen voelen en beleven en dus positieve en negatieve gevoelens kunnen ervaren. Dan moet je dus eerst weer een uitgebreide morele discussie gaan voeren dat allerlei vormen van intelligentie helemaal niet moreel relevant zijn en moet je dus met andere woorden de morele argumentatie die nu in dergelijke projecten wordt gebruikt compleet onderuit halen. Wordt het dan niet veel moeilijker om gelijkheid voor alle dieren te bereiken? Als je speciesisme wilt bestrijden moet je allereerst geen oneigenlijke of onjuiste argumenten gebruiken en dat is wat nu wel gebeurt. En je moet al helemaal niet meegaan in het hiërarchische denken wat het speciesisme juist kenmerkt. Willen we een wereld met gelijkheid voor alle dieren dan moet je vanaf het begin de juiste argumentatie hanteren, ook al is die gelijkheid nog lang niet daadwerkelijk te realiseren.
Kom met ons mee filosoferen
Wil je meer weten over de verschillende stromingen in de dierethiek, kom dan naar de Dierlijke Lentelezing Inleiding tot de dierethiek, die ik op 7 juni organiseer. Ik behandel dan het utilisme van Peter Singer, gericht op dierenbevrijding, de deontologie van Tom Regan, gericht op dierenrechten, het abolitionisme van Gary Francione, de feministische zorg dierethiek en de deep ecology of het biocentrisme. Na deze presentatie worden de aanwezigen in groepjes ingedeeld in de belangrijkste dierethiek stromingen en gaan we twee morele vraagstukken bespreken: het houden van dieren in dierentuinen, en het probleem met de grote grazers in de Oostvaardersplassen.
©PiepVandaag.nl Esteban Rivas, psycholoog en filosoof, eigenaar Instituut voor Dieren in Filosofie en Wetenschap
Strijd mee tegen dierenleed!
Related posts
3 Comments
Comments are closed.
Ik ben het principieel wel met dit betoog eens maar er zijn m.i. meer sporen nodig. Met principes alleen komen we er niet. Ik juich iedere actie ten gunste van de bevrijding van dieren toe. Belangrijk is dat het onderwerp constant in de publiciteit is, en de variaties op het thema kunnen daaraan bijdragen. Het utilisme van Peter Singer, gericht op dierenbevrijding, de deontologie van Tom Regan, gericht op dierenrechten, het abolitionisme van Gary Francione, de feministische zorg dierethiek en de deep ecology of het biocentrisme – allemaal prachtig!
De bespreking van morele vraagstukken op het gebied van dierethiek zoals hierboven voorgesteld door Rivas en zijn Instituut is uniek, en van onschatbare waarde. Partijleden noch dieractivisten zijn geneigd tot contemplatie, gedreven als ze worden door emotie. Dat is te weinig. Daarmee win je de oorlog niet. Het Partijbestuur begrijpt dat niet.
Voor dierentuinen zal Rivas vermoedelijk weinig handen op elkaar krijgen. De Oostvaardersplassen is andere koek. Daarmee worstelt de Partij zolang ze bestaat. Het valt haar moeilijk haar schatplichtigheid aan de Faunabescherming te verraden, al probeert ze dat tegenwoordig wijselijk meer te verhullen.
Ik denk dat de discussie zinvoller is dan een urenlange uiteenzetting van allerlei theorieën. Niet zo gauw kunnen vinden wat de kosten van deelneming zijn. Mag ik ervan uitgaan dat deelname voor PvdD-leden gratis is?
Beste Barend,
Ik ben het met je eens dat er vanuit meerdere invalshoeken actie nodig is om tot een betere positie te komen van de andere dieren waarmee we op aarde leven. Ik heb ook zeker niet de illusie dat de lezingen die ik organiseer met mijn instituut direct leiden tot een einde van het speciesisme. Wat ik beoog met de lezing over dierethiek is dat men een goed overzicht krijgt van de verschillende waarden, standpunten en praktische implicaties van de belangrijkste stromingen op dit gebied. Op die manier kan iedereen zelfstandig een eigen mening vormen over hoe zij of hij met dieren wil omgaan. Om die reden is het juist belangrijk om in een paar uur de belangrijkste theorieën op dit gebied uiteen te zetten. Ook de daaropvolgende discussie is zinvol, niet zozeer omdat ik daarbij hoop dat alle aanwezigen tot dezelfde conclusie komen, maar omdat er maar weinig mogelijkheden bestaan om op een rustige, respectvolle manier met elkaar van gedachten te wisselen over prangende morele vraagstukken rondom dieren.
De kosten van deelneming aan de lezing over dierethiek zijn 45 euro (en voor studenten met studentenkaart 30 euro). De andere Dierlijke Lentelezingen die ik vanaf 24 mei organiseer (de intelligentie van honden, van mensapen, en bewustzijn en emoties bij dieren) kosten 35 euro per lezing (en 25 euro voor studenten). Deelname voor PvdD-leden is niet gratis, aangezien ik een onafhankelijk instituut heb dat volkomen los staat van de Partij voor de Dieren.
Wat de kosten betreft: ik hoopte, en veronderstelde eigenlijk, dat met de PvdD overeenstemming bereikt zou kunnen worden over een op z’n minst gereduceerd tarief, in ieder geval voor de ‘Inleiding tot de dierethiek’.
Het is in het belang van de Partij de leden bij het beleid te betrekken en dat maakt het nodig dat ze daartoe op dit terrein enigszins geschoold zijn. Zelf ziet ze daar geen kans toe. Maar blijkbaar maakt het partijbestuur de misrekening dat haar leden er vooral zijn om te plakken en te flyeren.