De hoendergans heeft een lichtgrijs verenkleed met verspreide zwarte, ronde vlekken, zwarte vleugeluiteinden en staart, roze poten met zwarte voeten en rode ogen. De zwarte snavel is vanaf de basis voor een groot gedeelte overdekt met een geelgroene, zwavelkleurige washuid.
Ze worden 75 cm tot 1 meter groot met een spanwijdte van 150 tot 190 cm en worden 3 tot 7 kilo zwaar. Ongeveer het formaat van een tamme gans. De mannetjes, genten genaamd, zijn een fractie groter en zwaarder dan de vrouwtjes, de ganzen. De afkomst is obscuur. Hoenderganzen bevolken in de taxonomische indeling hun eigen geslacht en hebben in de toekomst misschien recht op hun eigen subfamilie. In Nieuw-Zeeland zijn prehistorische botresten gevonden van een nauw verwante soort.
Hoenderganzen bewonen voornamelijk de onbewoonde eilanden tussen het vasteland van Australië en Tasmanië, maar kunnen, vooral in de zomer, ook landbouwgebieden op het vasteland bezoeken op zoek naar voedsel. De Engelse naam Cape Barren Goose komt van één van die eilanden: Cape Barren Island, waar de eerste hoenderganzen werden gezien door Europeanen. Deze 19e-eeuwse ontdekkingsreizigers noemden diverse eilandjes ‘Goose Island’ vanwege de aanwezigheid van deze vogels. Kleinere populaties leven in het zuiden van West-Australië rondom de Recherche Archipel, op Kangaroo Island en Sir Joseph Banks Island in Zuid-Australië, op de eilanden rondom Wilsons Promontory in Victoria en op Cape Portland in Tasmanië. In 1968 is een kleine populatie uitgezet op het zuidoost Tasmaanse Maria Island. Een andere populatie werd uitgezet op de Hunter-eilandengroep in noordwest Tasmanië. De foto’s bij dit artikel zijn genomen op Deal Island in de Kent groep in de Bass Strait.
Hoewel ze zout en brak water kunnen drinken, mijden ze het water en zwemmen zelden. Deze eigenschap maakt ze wel onafhankelijk van regenwater op kleine eilandjes. Ze eten grassen en graszaad, kruiden en klaver. Ze grazen in de ochtend en avond en rusten gedurende het heetst van de dag.
Buiten het broedseizoen leven ze in groepsverband, maar tijdens het broedseizoen delen de hoenderganzen zich op in paren. Het broedseizoen valt in het begin van de herfst. In tegenstelling tot andere (of echte) ganzensoorten helpt het mannetje mee met bouwen van een nest van grashalmen op de grond, dat wordt gevoerd met dons. Het is een zorgvuldigere constructie dan bij andere ganzen en wordt fel verdedigd, inclusief het territorium waarin het ligt.
Er worden tussen de 4 en 7 crèmekleurige eieren gelegd, die na een maand broeden uitkomen. Tegen de lente vliegen de jongen uit. Als het zomer wordt, droogt het gras op en vertrekken vooral de jongeren naar grotere eilanden waar meer voedsel voorradig is. Als de herfstregens aanbreken, keert iedereen, broedrijp of niet, weer terug naar de kleinere eilanden.
In de jaren 50 en 60 waren de aantallen zo klein dat er gevreesd werd voor het uitsterven van de hoendergans. Een simpele maatregel als een jachtverbod en het aanpassingsvermogen van de hoendergans om te grazen op door boeren gecreëerde weilanden voorkwam dat.
Nog steeds een van de zeldzaamste ganzen, zijn er nu tussen de 16 en 20.000, meer dan gedurende enige andere tijd van Australië’s kolonisatie. 14.000 daarvan leven op de Furneaux-eilandengroep. De hoendergans wordt niet langer als bedreigd beschouwd.
Erwin Vermeulen is hoofdwerktuigkundige op een schip, fotograaf, vrijwilliger bij Sea Shepherd en woont samen met zijn vriendin Susan, een dove kat, een eenogige kat, een kat met één nier en een dove en blinde hond.
©PiepVandaag.nl