Burgerschap is per definitie niet actief. Je bent burger bij geboorte en daar hoef je niets voor te doen. Je ondergaat het. Passief dus. Vanaf je geboorte heb je burgerrechten. De rechten die je als baby nog niet kunt dragen, worden je na je achttiende nog eens automatisch in de schoot geworpen. Ook daar hoef je weer niets voor te doen.
Bij dieren is dat anders. Zij zijn de enige wezens met een actief burgerschap. Hoewel zij met ons in dezelfde gemeenschap leven en daar deel van uitmaken, zijn zij niet automatisch burger bij geboorte. Zij krijgen hun burgerrechten niet zomaar in de schoot geworpen. Hun burgerschap vereist actie. Pas als ze actief blijk geven van pijn, stress of vreugde en pas als een paar actieve mensen tegen hun ongelijke behandeling demonstreren, krijgen zij soms – meestal niet – een paar elementaire afweerrechten toegeworpen.
De vraag is natuurlijk waarom de belangen van mens en dier op verschillende manieren worden behartigd in onze democratie. Is de basis van onze grondwet niet dat gelijke gevallen op gelijk wijze moeten worden beoordeeld? Als dieren net als mensen pijn kunnen lijden, stress ervaren en verlangens hebben, waarom zijn zij dan niet, net als de mens, passief burger?
Het lijkt mij fair om dieren, net als mensen, automatisch alle burgerrechten te geven en vervolgens, net als bij mensen, te kijken welke rechten ze niet kunnen dragen. Mensen die een rommeltje maken van hun financiën, die anderen lastigvallen, stelen of gevaarlijk doen, verliezen een deel van hun burgerrechten. Een deel van het passieve burgerschap wordt ze, via weloverwogen beslissingen van een gespecialiseerde rechtbanken, ontnomen. Dat kunnen we bij dieren ook doen. Voordeel daarvan is dat wij, als passieve burgers, een actieve plicht krijgen om duidelijk te maken waarom we andere wezens uitsluiten. Dat is een vorm van beschaving. Je sluit anderen niet zomaar uit. Als je dat al doet, dan doe je dat volgens heldere criteria en weloverwogen procedures.
* Deze column verscheen in licht gewijzigde vorm eerder in de programmakrant van Felix Meritis.
©PiepVandaag.nl Erno Eskens
Strijd mee tegen dierenleed!
Related posts
3 Comments
Comments are closed.
Beste Erno.
Dit is i.d.d. al een grote stap vooruit.
Ik denk dat we moeten beginnen met de vijf vrijheden van Brambell (1965):
Dieren zijn vrij:
1> van dorst, honger en onjuiste voeding;
2> van fysiek en fysiologisch ongerief;
3> van pijn, verwondingen en ziekten;
4> van angst en chronische stress;
5> om hun natuurlijke (soorteigen) gedrag te vertonen.
De door jou voorgestelde formalisering lijkt me te hoog gegrepen. Het is al heel mooi als een en ander wordt bekendgemaakt en uitgedragen. Handhaving op termijn misschien door L.I.D.
Terzijde: sterilisatie van huisdieren is inhumaan, maar voorkomt m.i. grotere ellende.
Dit idee is een stokpaardje van Eskens. Maar het is veel te vaag, niet doordacht. Hij komt dan ook niet verder en blijft deze algemeenheden herhalen. In plaats van te proberen er een nadere uitwerking aan te geven. Neem als voorbeeld het konijn ‘als burger’, dus niet het wilde konijn. Wat gaan we daarmee nu doen, en wie gaat dat doen? En hoe gaan we ‘handhaven’? Enzovoort.
Beste Berend, ik begrijp je kritiek, want ik ben inderdaad bezig een juridisch kader te scheppen. Maar laat ik je vraag proberen te beantwoorden. Het konijn heeft in mijn systeem van dierenrechten de volgende rechten
– gezien de aanwezigheid van pijnreceptoren => recht om niet gemarteld te worden. Dus geen vermijdbare dierproeven die ernstig leed met zich meebrengen.
– het konijn heeft belangen, want het geeft blijk van intentioneel gedrag, heeft stresshormonen en vertoont stereotyp gedrag als de belangen worden geschonden. De belangen van het konijn moeten in de politiek gehoord en gewogen worden. In mijn boek Democratie voor dieren heb ik voorgesteld om enkele zetels (over het aantal kun je discussiëren) beschikbaar te stellen voor vertegenwoordigers van dit soort dieren
– Gezien het feit dat het konijn een kuddedier is, mag men het konijn de relevante sociale (groepsgerichte)rechten die men ook aan het kuddedier mens geeft, niet onthouden. Dus eenzame opsluiting van konijnen wordt verboden en het konijn heeft (een variant op) ons recht van vergaderen. Men mag het konijn ook geen seksualiteit onthouden of gedwongen in een (andere) groep zetten.
– Het handhaven van wetten is altijd lastig. Er rijden ook veel mensen door rood licht. Toch is het zinvol om een wet te hebben die het door rood rijden strafbaar stelt. Overigens ben ik voor een uitbreiding van controlediensten, voor het instellen van officieren van justitie die zich alleen met dierenzaken bezighoudt (anders belanden dit soort casussen onderop de stapel), en voor een verplichte ziektekosten verzekering voor dit soort dieren.
– Tot slot wijs ik erop dat rechten altijd tegen andere rechten gewogen worden. Dit is een zaak van de politici, die gebonden zijn aan het mensenrecht, of beter gezegd, aan het omvattende dierenrecht waarvan het mensenrecht deel uitmaakt. In de extreme situatie dat een konijn een levensgevaarlijke ziekte verspreidt, is het mogelijk dat dit dier te bestrijden met een beroep op het recht op zelfbescherming. Gelukkig maken we dit soort extreme toestanden niet vaak mee.
Zo concreet genoeg? Vriendelijke groet, Erno Eskens