Dieren veranderen in toenemende mate van vorm, ontdekten wetenschappers. Warmbloedige dieren veranderen hun fysiologie om zich aan te passen aan een warmer klimaat. Dit omvat het krijgen van grotere snavels, poten en oren om hun lichaamstemperatuur beter te reguleren.
Het klimaat verandert. We krijgen te maken met meer hittegolven, overstromingen en zeespiegelstijgingen. Door het vaker voorkomen van extreme weersomstandigheden zullen we steeds meer te maken krijgen met voedseltekorten, tekort aan drinkwater, meer woestijnen, warmer weer en overstromingen.
Fenotypische plasticiteit, uiterlijk verandert
Het klimaat verandert al miljarden jaren. Hoe gaat de natuur daar mee om? Die heeft drie keuzes: soorten sterven uit, ze verplaatsen zich of ze passen zich aan en maken gebruik van een proces genaamd ‘fenotypische plasticiteit’. Fenotypische plasticiteit komt bij alle organismen voor en is er in allerlei eigenschappen, zoals uiterlijke kenmerken (kleur, grootte of vorm van organismen), maar ook in gedrag (reproductie, levensduur en groeisnelheid). Dergelijke eigenschappen kunnen worden beïnvloed door verschillende omgevingsfactoren: temperatuur, licht, voedselaanbod, dichtheid aan soortgenoten, aanwezigheid van predatoren. In sommige gevallen kan deze plasticiteit dramatische verschillen tot gevolg hebben in het uiterlijk van een organisme. Deze verandering is permanent.
Oververhitting bij dieren
Wanneer dieren oververhit raken, gebruiken vogels hun snavels en zoogdieren hun oren om de warmte te verspreiden. Sommige wezens in warmere klimaten zijn historisch geëvolueerd; ze kregen grotere snavels of oren om gemakkelijker van warmte af te komen. Deze verschillen worden groter naarmate het klimaat warmer wordt. Het klimaat verandert echter zo snel dat dieren zich niet snel genoeg kunnen aanpassen, waardoor derde van alle diersoorten mogelijk binnen een eeuw uitsterft. Daarbij maakt het veel uit hoeveel de temperatuur stijgt.
Als dieren hun lichaamstemperatuur niet onder controle krijgen, kunnen ze oververhit raken en sterven. Snavels, die niet zijn bedekt met veren en daarom niet geïsoleerd zijn, zijn een plek van aanzienlijke warmte-uitwisseling, net als oren, staarten en poten bij zoogdieren als ze niet bedekt zijn met vacht.
Grotere snavels, oren, vleugels en poten stellen dieren in staat hun lichaamstemperatuur beter te reguleren.
Uit de publicatie in het tijdschrift Trends in Ecology & Evolution, bleek dat de verschillen vooral uitgesproken zijn bij vogels. De auteur van de studie, Sara Ryding, vogelonderzoeker bij de Deakin-universiteit in Geelong, Australië:
“Vormverandering betekent niet dat dieren omgaan met klimaatverandering en dat alles in orde is. Het betekent gewoon dat ze evolueren om het te overleven – maar we weten niet zeker wat de andere ecologische gevolgen van deze veranderingen zijn, of dat alle soorten in staat zijn om te veranderen en te overleven.”
De bestudeerde gevallen hebben gemeen dat ze overal voorkomen en bij diverse soorten.
De wetenschappers voeren in hun onderzoek een reeks dieren uit de hele wereld aan waarvan hitte-afvoerende ‘aanhangsels’ als oren, snavels en vleugels de laatste decennia meetbaar groter zijn geworden. Het gaat vooral om vogels en kleine zoogdieren, van parkieten tot konijnen.
De studie stelt dat gedaanteverandering waarschijnlijk zal doorgaan naarmate het klimaat warmer wordt. De stijgende temperaturen als onderdeel van klimaatverandering kunnen resulteren in grotere lichaamsdelen die een efficiënte warmteafvoer vergemakkelijken, maar kan ook effect hebben op kleine lichaamsdelen, waardoor lichaamswarmte op schadelijke wijze verloren kan gaan in koude klimaten.
Soorten onder druk
Behalve dat deze veranderingen het aanpassingsvermogen van dieren aantonen, is het ook een waarschuwing dat deze soorten onder druk staan. De onderzoekers meldden ook een toename van de staartlengte bij bosmuizen en toename van de staart- en pootmaat bij een spitsmuizensoort. Vleermuizen in warme klimaten bleken grotere vleugels te hebben. Sara Ryding:
“Het is aangetoond dat de vleugels van de grote rondbladige vleermuis in omvang toenemen, al zijn die veranderingen klein – minder dan 10 procent. Er wordt echter voorspeld dat prominente lichaamsdelen zoals oren groter zullen worden, dus we kunnen in de niet zo verre toekomst een soort Dumbo-vleermuis verwachten.”
Zelfs als de omstandigheden tijdens het latere leven van het organisme veranderen, is de omgevingsinvloed niet meer terug te draaien. De nakomelingen van de Griekse landschildpad (Testudo hermanni) zullen allemaal vrouwtjes zijn, als de eieren onder warme omstandigheden liggen te broeden. Als de temperatuur enkele graden lager is, zijn alle jonge schildpadjes van het mannelijk geslacht. De eieren zijn slechts gedurende een korte periode gevoelig voor temperatuur, daarna ligt het geslacht vast.
Ryding wil vormverandering bij Australische vogels gaan onderzoeken door 3D-scanning van museumvogel-specimens van de afgelopen 100 jaar, om te zien bij welke vogels de grootte van verschillende uiterlijke lichaamsdelen veranderen als gevolg van klimaatverandering:
“De klimaatverandering die we hebben veroorzaakt, legt een grote druk op hen, en hoewel sommige soorten zich zullen aanpassen, zullen andere dat niet doen.”
Bronnen:
- The Guardian
- Nemo Kennislink
- ScienceDirect
- Lees ook:
.
©AnimalsToday.nl Marianne Miltenburg