Vrijdagochtend kwart over zes start de dag met een waar vogelconcert. Maar ik moet in de auto. Over een weg van 7 km tussen twee dorpen waar je 60 km/h mag. Eiken langs de weg met schitterend fluitenkruid. Lente op zijn top. Ik ga ook niet veel harder dan 60, want als er iets gebeurt: die eiken geven niet mee. Maar daar ben ik minder mee bezig. Het is ook lente voor de vogels. Jonge musjes en meesjes al bedelend en vleugelwapperend achter de ouders aan. Naïef in de wereld en nog niet zo snel op de wieken. Hun wereld kent nog geen auto’s.
Daarom hou ik goed in de gaten of er een moppie op de weg op ouders wacht of eentje niet al te snel achter de ouders aan vertrekt. Zeker in de ochtend heb je als jonge vogel alleen maar aandacht voor eten, eten en eten, want de nacht was veel te lang zonder. Het is ook lente in de kop van vele andere dieren. Er kan zo vanuit het hoge fluitenkruid een egel of ree verschijnen.
Waarom drukt die vent achter me? Ik rij tegen de 70 man! Het lijkt of de vroege ochtend een dekmantel is om te mogen scheuren. Ook de tegenliggers gaan zo hard dat mijn auto schudt van hun wind. Dat terwijl ik nieuwe schokbrekers heb. Het laat zich raden wat ik aantref op de 7 km. Twee pas overreden vogeltjes. Ik baal daarvan. Waarom gebeurt dat dag in, dag uit? Interesseert zo’n vent (meestal mannen) dat leven minder dan het scheuren? Als dat al op deze korte weg gebeurt, hoeveel vogeltjes worden dan op al die 60 km wegen in Nederland in de ochtend platgereden?
Toen ik motorrijles had, viel het me op dat je aangeleerd werd door de te rijden als er iets op de weg zat. Een dier was niet meer dan een puddinkje in een plastic zakje met wat botjes erin. Je koers was rechtuit. Voor een motor is het misschien lastiger en gevaarlijker dan een auto om uit te wijken. Maar beide rijders kunnen bewust zijn of kennis aangebracht worden over wanneer op de dag en in het jaar en bij welk type wegen dieren te verwachten zijn. Kijk de rijlesboekjes maar na: geen woord hierover. Alleen dat bord met jagerstermen over overstekend wild. Hoezo puddinkjes overrijden? Je behoort je snelheid aan te passen als de omstandigheden dat vereisen.
Ik ben de dorpen door en rij nu op een 80 km-weg. De weg is breder en overzichtelijker dan eerder en ik zie weinig vogels. Maar links en rechts is wel een strook bos. Dus reeën kunnen er wel zijn. Ik mijmer over hoe je het aantal doodgereden vogels in Nederland zou kunnen schatten, gegeven de 2 dode vogels op 7 km van een 60 km-weg. Dat moeten er vele duizenden per lenteochtend zijn. En bam! Daar schiet een ree voor me de weg over. Ik zie het op tijd en rem, en gelukkig is de ree snel genoeg. Ze keek me wel echt aan. Ik krijg kippenvel. Wist ze waar ik aan dacht? Wow! Ik beloof haar de boodschap op te schrijven.
Diederik van Liere – Institute for Coexistence with Wildlife
©AnimalsToday.nl