Ik heb sinds twee weken nestelende roeken aan de rand van het dorp. Daar zijn ze nooit eerder geweest. Twee paar zijn daar neergestreken. De eieren zijn al gelegd; de vrouwtjes broeden. Als manlief komt, tetteren ze al wapperend met de vleugels, bedelend om voer. Dat motiveert het mannetje om opnieuw eten voor haar te gaan halen. Maar waarom daar neergestreken? Waarom niet in een kolonie zoals het in de boekjes staat? Het boekje zegt dat roeken de kraaiachtigen zijn die in kolonies broeden. Kraaien, eksters, vlaamsegaaien en kauwtjes doen dat niet.
Een kolonie zou voor de nieuwe dorpsgenoten binnen een straal van 6 km te vinden zijn: in Lochem, in Zutphen. Een kleine afstand voor een roek. Daar zijn kolonies van meer dan honderd vogels. Wat maakt dat ze liever hier zijn? Het boekje schrijft ze voor dat ze in een kolonie van de soortgenoten bescherming zouden hebben. Met grote aantallen ben je in staat een groots alarm op te zetten en jagers te verdrijven, zoals een havik. Lezen ze wel een boek? Een havik zou bij mijn dorp immers vrij spel hebben.
Behoefde aan eiwitten
Wat in de afgelopen jaren wel gebeurde, was dat roeken in kleine aantallen over mijn huis vlogen om in de omringende weilanden eten te zoeken. Vooral de meerjarige graslanden zijn favoriet waar niet al te vaak met gif gespoten, of met de mestinjectie doorheen gekacheld wordt. Roeken hebben in het vroege voorjaar vooral behoefte aan eiwitten: de vrouwen gaan 3 tot 4 eieren leggen en als de jongen groeien moeten, is er flink wat eiwit nodig. Vette engerlingen en wormen en andere ongewervelde bodemdieren zijn top! Prima timing van de roeken, want die grondmonsters worden eind februari, begin maart wakker en door de maartse buien komen ze meer naar de oppervlakte. Met de klimaatverandering wordt het op de schop genomen, maar normaliter kunnen de eerste roekenjongen al midden maart bibberend het daglicht zien.
Ervaring van oudere dieren
Misschien zijn de nieuwe dorpsgenoten wel voormalige overvliegers. Misschien kennen ze het gebied en het voedselaanbod hier wel. En de relatieve rust. Zeker in Lochem is er geen rust. Vooral door kap van nestbomen en verstoring. Maar roeken laten zich niet makkelijk verdrijven; zeker als de oudere dieren eerder ervaren hebben dat kindjes krijgen op die locatie succesvol is. Het zijn ook de ervaren dieren die het eerst kunnen broeden. Zij nemen de oude nesten in die weer en wind hebben overleefd. De jonge vogels werken zich te pletter om een nest te bouwen, maar de takken die ze aanslepen, worden door de oudere dieren gejat. Pas als de oudere dieren goed op streek zijn met broeden, krijgen de jongeren een kans een nest af te maken. Sommige jongeren beginnen pas half april….. De bomen hebben dan al blad. Met al die eikenbladeren aan je kop een nest bouwen….pffff.
Een nest apart
Het gebeurt veel vaker dat je op honderden meters afstand van een kolonie een enkel roekennest aantreft, terwijl de kolonie plaats genoeg heeft. Zou dit dan steeds relatief jonge roeken betreffen? Zouden mijn nieuwe dorpsgenoten dan een soort jonge asielzoekers kunnen zijn, die door de druk van het takken jatten of de onrust sowieso de kolonie verlaten hebben? Die het roekenboekje gaan herschrijven en hun geluk beproeven in een gebied waar ze weten dat er eten voldoende is? Zou kunnen. En wat nog meer intrigerend is… hoe is de relatie tussen die twee paren, hoe hebben die twee paren dat samen besloten? Het dorp was al leuk. Het wordt steeds leuker!
Diederik van Liere – Institute for Coexistence with Wildlife
©AnimalsToday.nl