Sommige dieren hebben de afgelopen zestig jaar enorm veel geluk gehad. Neem poezen en honden: van ‘huisdieren’ werden ze ‘gezelschapsdieren’, en dat betekende toenemende individuele aandacht, voer speciaal gericht op hun behoeften, uiterlijke verfraaiingen als jurkjes of jasjes, en verbeterde gezondheidszorg. Deze dieren worden inmiddels bijna als mensen behandeld.
Andere dieren hebben de afgelopen zestig jaar enorm veel pech gehad. Neem varkens en kippen: van ‘landbouwhuisdieren’ werden ze ‘productiedieren’, en dat betekende meer beesten in kleinere kooien, voer speciaal gericht op efficiënte groeibevordering, uiterlijke verminkingen als staartknippen of snavelkappen, en overdosissen antibiotica. Deze dieren worden inmiddels bijna als dingen behandeld.
Dat stelt journaliste Marijke Verduyn in Het dier is mens geworden / Het dier is ding geworden. Eigenlijk zijn dat twee boekjes in één: de eerste helft verhaalt hoe we bepaalde dieren steeds meer gingen vertroetelen, tot in het absurde toe; de tweede helft verhaalt hoe we bepaalde dieren steeds meer gingen mishandelen, tot in het absurde toe.
Verduyn beroert vele bronnen: ze citeert boeren en huisdierhebbers, boeken en rapporten, filosofen en wetenschappers, overheidsdocumenten en romans. Die aanpak geeft het werk helaas een wat ‘bijeengeharkt’ karakter. De lezer krijgt talloze citaten, parafrases, aanhalingen, meningen en feiten opgediend – maar deze worden niet helder tot één geheel gesmeed.
Dat komt deels doordat de auteur zelf geen duidelijke visie ontvouwt. Dat we sommige beesten verwennen en andere beesten verwezen, is door schrijvers en filmmakers al vaker aangestipt. Maar Verduyn doet geen uitspraken over hoe we dan wél consequenter en rechtvaardiger met dieren kunnen omgaan. Op het einde van Het dier is mens geworden schrijft ze bijvoorbeeld:
“De vraag of, hoe en waarom wij huisdieren mogen houden werpt ons dus uiteindelijk terug op onszelf. We kunnen er alleen maar persoonlijke antwoorden op geven. En die antwoorden geven weer wat wij belangrijk vinden en hoe wij willen leven.”
De omgang met andere wezens roept complexe vragen op. Maar de stap van ‘het is moeilijk om één juist antwoord te vinden’ naar ‘alle mogelijke antwoorden zijn precies even goed’ is simpelweg onjuist. En daardoor blijven beide boeken onbevredigend: uiteindelijk lees je ruim tweehonderd pagina’s, om daarna te concluderen dat de auteur zelf eigenlijk helemaal geen antwoorden heeft.
Marijke Verduyn – Het dier is mens geworden / Het dier is ding geworden – Uitgeverij Meinema
©PiepVandaag.nl Rik Peters