In een groot deel van het oppervlaktewater in akker- en veeteeltgebied zit antibiotica uit de varkens- en plofkipindustrie. Dit blijkt uit onderzoek van Rikilt in opdracht van Wakker Dier[i]. De gevolgen van zoveel antibiotica in het milieu zijn nog onbekend. Langetermijneffecten voor de flora en fauna in het water zijn niet uit te sluiten[ii].
De gevonden stoffen zijn sulfamethoxazol, oxytetracycline, en (anhydro)-erythromycine. Van deze soorten antibiotica werd in 2011 130 ton verbruikt[iii]. Dat is 40% van de totale hoeveelheid antibiotica in de vee-industrie dat jaar.
“Hoewel het antibioticagebruik sinds 2009 flink is gedaald, spreken we nog steeds over massaverbruik. De onbekende gevolgen hiervan zijn beangstigend. Dit is naast dierenwelzijn een extra reden om af te stappen van goedkoop vlees! In diervriendelijkere houderijen wordt veel minder antibiotica gebruikt omdat de dieren gezonder zijn.” aldus Wakker Dier.
Onderzoek
In opdracht van Wakker Dier heeft het Rikilt 20 monsters met oppervlaktewater getest. De monsters zijn genomen door een onafhankelijk bedrijf (WCB) in een veeteeltrijkgebied in Brabant en een akkerrijkgebied in Zeeland. De monsters zijn genomen in verschillende sloten die minstens 2 km van elkaar af liggen. Rikilt heeft het water getest op geneesmiddelen. In zeven van de twintig watermonsters werd antibiotica aangetroffen. Het ging om sulfamethoxazol, oxytetracycline, en (anhydro)-erythromycine. In 30% van de onderzochte sloten zit sulfamethoxazol, in 15% oxytetracycline en in 5% komt (anhydro)-erythromycine voor. In 2011 is ruim 13 ton sulfamethoxazol gebruikt in de vee-industrie waarvan 93% bij zeugen (bron MARAN, 2012). Daarnaast werd (anhydro)-erythromycine gevonden, o.a. gebruikt bij melkkoeien. In een enkele sloot werd oxytetracycline gevonden, waarvan jaarlijks ruim 116 ton wordt ingezet, voornamelijk bij kalveren maar ook bij varkens en plofkip.
Antibioticagebruik in de Nederlandse vee-industrie
In 2011 verbruikte de vee-industrie maar liefst 338 ton aan antibiotica. Onder zware maatschappelijke druk van o.a. het RIVM werkt men hard om dit getal nog verder omlaag te brengen. Echter, we spreken nog steeds over massaverbruik. Nog steeds krijgt bijvoorbeeld een plofkip gemiddeld twee dagdoseringen antibiotica in zijn korte leven (MARAN,2012[v]). Aangezien er nu 44 miljoen vleeskuikens in Nederland leven, zijn dat 723 miljoen dagdoseringen ofwel bijna 20 ton antibiotica per jaar. Nederlandse dieren krijgen zoveel antibiotica toegediend, omdat er veel van ze gevraagd wordt. De vlees- of melkproductie is te hoog, waardoor er weinig energie over is voor een goede weerstand. Of het vroeg scheiden van jong en moederdier levert veel stress en gezondheidsproblemen op. Deze problemen worden opgelost met antibiotica. Slechts een deel van deze geneesmiddelen worden in het lichaam van het dier afgebroken; 30 tot 90 procent (afhankelijk van het antibioticum) wordt gewoon weer uitgepoept. Deze antibioticarijke mest wordt vervolgens verspreid over grasland en akkers. Dan trekt de antibiotica in de grond, komt op de gewassen of spoelt weg naar de sloot (Directie Kennis, 2006[vi]). Soms komt het zelfs in het grondwater en drinkwater terecht (RIZA 2003[vii]). Het RIVM toonde onlangs aan dat er in dezelfde gebieden waar antibiotica wordt gevonden in het oppervlaktewater, ook veel antibioticaresistente bacteriën zijn gevonden[iv].
Gevolgen onbekend
Het gevaar van zoveel antibiotica in het milieu is nog grotendeels onbekend. De gevolgen van langdurige blootstelling van lage concentraties antibiotica op lange termijn voor flora en fauna, zoals amfibieën en vissen, is niet bekend. Maar wel zorgwekkend en nader onderzoek is belangrijk, aldus Alterra. Naast directe uitspoeling van antibiotica uit de mest naar het milieu, zorgt het hoge antibioticagebruik in de vee-industrie voor het ontstaan van resistente bacteriën. Eerder is aangetoond dat de vee-industrie dient als reservoir van resistente organismen[viii]. Al deze resistente bacteriën spoelen samen met de antibiotica uit de mest naar de bodem, de gewassen en het oppervlaktewater. Het RIVM heeft in 2010 in hetzelfde veeteeltrijke gebied een onderzoek gedaan in het oppervlaktewater en vond daar hoge percentages (multi)resistente bacteriën. Omdat veel van de geneesmiddelen die in de vee-industrie worden gebruikt, ook in de humane zorg worden toegepast, is deze resistentie een gevaar voor de volksgezondheid. Er zijn meerdere voorbeelden van resistente bacteriën die bij mensen voor problemen zorgen en (gedeeltelijk) hun oorsprong hebben in de vee-industrie, zoals de fluoroquinolonen resistente Campylobacter, de methicilline-resistente Staphylococcus aureus en de ESBL-producerende bacteriën.
Bronnen:
[i] Rapport Rikilt, in opdracht van Wakker Dier.
[ii] Alterra, telefonisch
[iii] MARAN, Veterinary antibiotic use in 2011, 2012.
[v] MARAN, Veterinary antibiotic use in 2011, 2012.
[vi] Directie Kennis, Problematiek rond diergeneesmiddelen in oppervlaktewater, 2006.
[vii] RIZA, Humane en veterinaire geneesmiddelen in Nederlands oppervlaktewater en
afvalwater : een screening in 2002, 2003.
[iv] RIVM, Antibioticagebruik en veehouderij ESBL en MRSA in dieren en
de genomen controlemaatregelen, 2012.
[viii] RIVM, Antibioticagebruik en veehouderij ESBL en MRSA in dieren en
de genomen controlemaatregelen, 2012.