De aanhoudende bosbranden op de Indonesische eilanden Sumatra en Borneo zorgen voor veel ellende en ook voor grote problemen bij orang-oetans. De beschermde leefgebieden van de dieren dreigen door de vlammen te worden vernietigd. Veel dieren liggen inmiddels met verschijnselen van rookvergiftiging aan beademingsapparatuur.
Boven de speelplaats van een opvangcentrum voor orang-oetans op Borneo, hangen dichte zwarte rookwolken. Het is er uitgestorven. Baby-aapjes liggen op de intensive care en vechten voor hun leven. De bosbranden hebben de longen van de jonge dieren vergiftigd. En er is onvoldoende beademingsapparatuur. Volgens de directeur van het opvangcentrum, Denny Kurniawan, moeten alle ruim honderd orang-oetans per direct geëvacueerd worden. De vraag is alleen hoe, want vrijwel alle wegen zijn door de bosbranden onbegaanbaar geworden.
Ook op het eiland Sumatra is de situatie rampzalig. Hier zijn niet alleen orang-oetans op de vlucht voor het vuur. Ook de laatste tijgers en neushoorns die hier leven, zijn op de vlucht geslagen voor de vlammen en rook.
“De bewoners van het bos bezwijken door de branden. Vogels vallen dood uit de lucht. Straks is er geen dier meer over”, zegt milieuactivist Feri Irawan.
Op dit moment staan er duizenden hectares regenwoud in brand. In Maleisië en Singapore tot aan de stranden van Thailand klagen inwoners over de rook. De bosbranden die een berucht jaarlijks terugkerend fenomeen zijn, worden steeds erger. Indonesië heeft inmiddels om hulp gevraagd aan Rusland en Japan.
Vicepresident Jusuf Kala bagatelliseert de situatie helaas nog steeds. In een interview liet hij weten dat het allemaal wel mee valt met de bosbranden.
“Van de 12 maanden zitten we een maand met rook. Is dat zo erg?”, riep hij voor de camera’s.
Woedend
Milieuactivisten zijn woedend. Jakarta is de grootste palmolieproducent ter wereld en de regering neemt deze belangrijkste veroorzakers van de bosbranden in bescherming. Om nieuwe plantages te kunnen creëren worden namelijk gigantische stukken regenwoud door hen in brand gestoken. Het contrast kan dan ook bijna niet groter. Terwijl soldaten alles doen om het vuur te bedwingen zetten de producenten van palmolie aan de andere kant weer nieuwe stukken regenwoud in lichterlaaie.
Maleisië en Singapore zijn boos, maar ook bedrijven uit deze landen zijn betrokken bij het starten van branden en illegale houtkap.
“We zijn allemaal verantwoordelijk voor de vernietiging van onze regenwouden vanwege onze honger naar palmolie“, zegt Rudi Putra, bioloog en tevens de opzichter van het Leuser National Park op Noord-Sumatra, het laatste en grootste wildreservaat in Azië.
De rangers van zijn organisatie zijn op tijd begonnen met het blussen van de branden. Daarbij hebben ze tunnels gegraven zodat de dieren weg kunnen vluchten voor het vuur. Op deze manier heeft de organisatie inmiddels 500 hectare regenwoud kunnen redden. In een wanhopige poging de dieren en het regenwoud te redden zetten milieuactivisten in op hardere acties. Samen met professor Ang Peng Hwa uit Singapore, tevens oprichter van de Anti Bosbrand Organisatie hebben ze de onomkoopbare Singaporese justitie ingeschakeld met als doel tientallen palmolieproducenten strafrechtelijk te kunnen vervolgen.
“Elk jaar als de branden zijn geblust, halen we onze schouders weer op”, zegt Irawan. “Er zijn nu te veel dieren en mensen omgekomen. De palmoliemaffia moet worden gestopt”.
Strijd mee tegen dierenleed!
Related posts
2 Comments
Comments are closed.
Ook hier weer, hebzucht naar geld, net of je van geld kunt leven.
Als er geen grondstoffen en water meer is, dan wens ik de hebzuchtige mens veel plezier met hun cijfertjes op de bank.
Snappen die mensen niet dat ze op deze manier hun hele land onbewoonbaar maken voor mens en dier, zo zonde…