De gedeelten in de menselijke hersenen om spraak aan te leren en waardoor zangvogels leren fluiten blijken nauw aan elkaar verwant te zijn. Uit genetisch onderzoek van 48 vogelsoorten en de mens is gebleken dat het ontstaan van de spraakcentra in de hersenen een gelijke voorgeschiedenis heeft.

Zebravink - vogelzang
Zebravink | Foto: Maurice van Bruggen [CC BY-SA 3.0 or GFDL], via Wikimedia Commons
Zangvogels kunnen stotteren, brabbelen als ze jong zijn, en definitief zwijgen bij bepaalde hersenbeschadigingen. Ze leren het zingen van hun ouders en blijken zelfs ‘meertalig’ te kunnen zijn. Kortom, vogelzang heeft veel overeenkomsten met menselijke spraak. Ook al zijn we wat evolutie betreft al heel lang van elkaar gescheiden, de genetische aanleg om een taal aan te leren heeft dezelfde oorsprong.

Evolutie

Dat is gebleken na een vier jaar durend onderzoek, waaraan ruim 100 wetenschappers wereldwijd gewerkt hebben. Met behulp van supercomputers werd het DNA van 48 zangvogelsoorten ontrafeld, zo meldt het blad Science. Nooit eerder zijn de genetische stambomen van een groep vogels zo nauwkeurig vastgelegd, waardoor de overeenkomsten tussen de ontwikkeling van de spraakcentra van mensen en vogels duidelijk werden. Beide soorten hebben onder gelijke evolutionaire ‘druk’ een vorm van spraak ontwikkeld, met dezelfde genen als basis. Vooral het vrolijke gekwetter van zebravinkjes blijkt veel boeiende overeenkomsten te hebben met de menselijke spraak. Zeker 10 procent van het zebravinken-DNA staat in het teken van het aanleren en zingen van liedjes.

Het onderzoek gaf nog meer inzichten, zoals een ‘explosie’ van zingende vogels in de 10 miljoen jaar na het uitsterven van de dinosauriërs, en het moment in de evolutie waarop vogels hun tanden verloren.

Jammer

Onderzoekers zien de overeenkomsten tussen het communicatiecentrum in de hersenen van zangvogels en mensen als een belangrijke aanvulling op het onderzoek naar de menselijke spraakontwikkeling. Zo spreekt men over onderzoeken bij vogels ‘zoals we die niet kunnen doen bij mensen’. Hieruit valt af te leiden dat de kans aanwezig is dat daarvoor dierproeven plaatsvinden in de vorm van hersenonderzoek, waarbij vooral zebravinken het als proefkonijn moeten ontgelden. En zo blijkt dat wetenschappelijk onderzoek boeiende kennis kan opleveren, maar niet altijd tot goede ontwikkelingen leidt.

Bron ©PiepVandaag.nl Bart van Riel