De spinnerdolfijn of langsnuitdolfijn leeft in de tropische en subtropische wateren van alle oceanen. Hij is verdeeld over tenminste vier ondersoorten: de Hawaïspinner leeft ondanks zijn naam wereldwijd, de Oostelijke spinner in de diepe wateren van de Oostelijke Stille Oceaan, de Costa-Ricaspinner langs de westkust van Midden-Amerika en de dwergspinner in Zuidoost-Azië en Noord-Australië. Mogelijk leeft er nog een andere dwerg-ondersoort in de Rode Zee en Perzische Golf en een ondersoort met een witte buik in de Oostelijke Stille Oceaan.
Veel spinnerdolfijnen leven langs de kust of rondom eilanden, afhankelijk van baaien om overdag in te rusten. Zoals in Hawaï, op het Groot Barrière Rif (Australië) en rondom Fernando do Noronha (Brazilië). Alleen in de Oostelijke Stille Oceaan leven de dieren honderden kilometers van land en vormen ze grotere groepen. Waarschijnlijk als een alternatief voor de bescherming die een baai kan bieden tegen roofdieren. Zoals de grotere haaisoorten en de zwartvis-familie onder de dolfijnen, met als grootste en gevaarlijkste lid de orka.
De spinnerdolfijn ontleent zijn naam aan de capriolen die het boven water uithaalt. Het is de enige soort die naast de nauw verwante clymenedolfijn, ook wel kortsnuitspinner genoemd, in de lucht om zijn lengte-as draait. De rotatie wordt al onder water ingezet en boven water waarschijnlijk versterkt door lichaamsbewegingen. Naast spelvreugde is een mogelijke verklaring voor dit gedrag dat de rotatie bij terugkeer in het water de ‘lastige’ remora’s los slaat van het lijf.
De spinner is een kleinere soort, tussen de 130 en 230 cm lang, afhankelijk van de ondersoort, en maximaal 80 kg. Ze zijn driekleurig: donkergrijs op de rug, lichtgrijs in de flanken en bleekgrijs aan de onderzijde. De snuit, zoals zijn tweede naam al doet vermoeden, is relatief lang. De rugvin is driehoekig. Een donkere band loopt van het oog naar de flipper en naar achteren over de flank. Er zijn echter aardig wat geografische variaties in zowel kleur als grootte.
Ze voeden zich met kleine tot middelgrote vissen, pijlinktvissen en garnalen die ze op diepte van 200 tot 300 meter kunnen vangen, maar ze voeden zich ook met bodemdieren en rifbewoners (de Zuidoost-Aziatische ondersoort). Ze hebben 45 tot 65 scherpe, puntige tanden aan iedere zijde van zowel de boven als onderkaak.
In veel regio’s rusten of spelen ze overdag en jagen tijdens de dageraad, in de schemering of ’s nachts. Ze jagen in kleinere groepen onderwijl communicerend via fluittonen met de anderen. De dieren leven vaak in familiegroepen, maar vele families kunnen samen komen en grotere, los-vaste formaties vormen. Zeker de ondersoorten in de Pacific kunnen met duizenden samenkomen.
Monogamie is niet het ideaal van spinnerdolfijnen, ze wisselen regelmatig van partner. Vrouwtjes worden volwassen tussen de vier en zeven jaar oud, mannetjes tussen de zeven en tien jaar. De draagtijd bedraagt 10 a 11 maanden en een jong, 80 cm bij de geboorte, wordt een tot twee jaar gezoogd. Dit zorgt voor een interval tussen zwangerschappen van drie jaar. Er vormt zich een sterke band tussen moeder en kalf zoals bij alle dolfijnen. Ze kunnen tot zeker 25 jaar oud worden.
Vaak komen er gemengde groepen van dolfijnen voor. Spinnerdolfijnen trekken bijvoorbeeld op met slanke dolfijnen en Atlantische gevlekte dolfijnen, maar ook met geelvintonijn. Dit laatste verband biedt waarschijnlijk beide soorten voordelen. De dolfijnen traceren prooidieren door middel van echolocatie, terwijl de tonijnen die meestal onder de dolfijnen zwemmen als buffer dienen tegen bedreigende haaien.
De associatie had echter voor beide catastrofale gevolgen toen de industrievisserij de relatie doorkreeg in de jaren vijftig en netten ging uitzetten rondom groepen dolfijnen om de tonijn eronder te vangen.
In de drie decennia nadat de ringzegenvisserij was geïntroduceerd kwamen jaarlijks tienduizenden spinnerdolfijnen om het leven. Vooral in de Oostelijke Stille Oceaan waar waarschijnlijk 65% tot 80% van alle spinnerdolfijnen werd vermoord. De bijvangst is verminderd maar zeker niet nul met 288 gerapporteerde gevallen in 2007. De populatie in de Oostelijke Stille Oceaan herstelt zich vooralsnog niet of nauwelijks. Naast onderrapportering van bijvangst is een mogelijke oorzaak het feit dat de dieren nog steeds worden opgejaagd door vissers die de tonijn willen waarmee deze dolfijnen samen reizen. Een van de vele goede redenen om geen tonijn te eten.
De spinner is de meest voorkomende dolfijn in de Indische Oceaan. De hierboven beschreven praktijk van netten uitzetten rondom dolfijnen om tonijn te vangen wordt in de wateren van Sri Lanka nog steeds toegepast. Deze foto’s zijn gemaakt in de wateren ten Zuiden van Mirissa en ik zag de dolfijnen en tonijnen daar samen uit het water springen. Ook hier en rondom India kost deze beruchte vistechniek honderden tot duizenden dolfijnen ieder jaar het leven.
Van over de hele wereld echter wordt deze soort als bijvangst in allerlei typen netten gemeld: kieuwnetten in Taiwan, garnalensleepnetten in Thailand en haaiennetten in Queensland, Australië. In een aantal ontwikkelingslanden (Solomon eilanden, Filippijnen, Sri Lanka) worden of werden spinnerdolfijnen met handharpoenen gevangen, deels voor menselijke consumptie en deels als aas in de haaivangst. De tanden worden in de Solomon eilanden gebruikt als ornamenten aan kettingen.
De dieren blijken in veel gebieden ook een hoog gehalte aan kwik, DDT, PCB’s en andere chemicaliën te bevatten. Een nieuwere bedreiging is de verstoring in de rustbaaien door de toeristenindustrie. Daarnaast worden spinnerdolfijnen gevangen en tentoongesteld of gebruikt als circusacts in Hawaï en de rest van de VS, Indonesië, de Filippijnen en in Hong Kong.
Erwin Vermeulen is hoofdwerktuigkundige op een schip, fotograaf, vrijwilliger bij Sea Shepherd en woont samen met zijn vriendin Susan, een dove kat, een eenogige kat, een kat met één nier en een dove en blinde hond.
©PiepVandaag.nl