In de winter zie je hem nauwelijks: wit tegen wit is niet te onderscheiden. Tot het moment dat hij omhoog springt om zijn prooi, door de laag sneeuw heen, te vangen en je zijn zwarte neus en zwarte ogen tussen al het wit ziet afsteken. De poolvos is een van de weinige dieren waarvan de vacht in een jaar tijd volledig van kleur verandert. Wit in de winter, bruin/grijs in de zomer, soms zijn ze zelfs blauwig van kleur. Poolvossen zijn prachtige dieren, helaas lange tijd alleen gewild om hun pels.

poolvos
Poolvos | Foto: publiek domein

De poolvos, ook wel witte vos of sneeuwvos genoemd, heet in het Engels Artic fox. Zijn Latijnse naam Vulpes Lagopus, komt van de familienaam Vulpes wat vos betekent en lagopus dat konijnenpoot betekent. Deze verwijzing heeft niets te maken met zijn eetlust, maar alles met de onderkant van zijn poten die met bont zijn bekleed, niet alleen tegen de kou, maar vooral om te voorkomen dat hij uitglijdt op het ijs. Ook bestaan er sneeuwhoenders met deze naam. In 1758 werd de poolvos voor het eerst benoemd en beschreven door Carl Linnaeus. Het is een ondersoort van de hondenfamilie (Canidae) en werd daarom ook eerst Canis lagopus genoemd, maar later kwam er een aparte naam voor de vossenfamilie (Vulpes). Tot deze familie behoren alle vossensoorten, zoals onder andere de rode vos, steppevos, zandvos, fennek en poolvos. Deze laatste twee worden recentelijk ook wel eens in aparte geslachten ondergebracht, respectievelijk de Fennecus en Alopex. Dit komt omdat de uiterlijke kenmerken van de fennek en de poolvos duidelijk verschillen van bijvoorbeeld de rode (of gewone) vos (Vulpes vulpes).

De poolvos glijdt nooit uit

Ze hebben een spitse snuit, een lange pluimstaart en driehoekige rechtopstaande oren. De poolvos daarentegen is goed voorbereid op de kou en is, met 46-68 centimeter schofthoogte en een gewicht van 2-6 kilo, kleiner dan de gewone vos. Hij heeft ook een rondere kop met wijde en korte oren, een kleine neus en kleine ogen, korte en stompe poten en bovenal een dikkere vacht. Een veel dikkere vacht kan je wel zeggen: de warmste van alle zoogdierenvachten in de wereld. De poolvos is bestand tegen temperatuurverschillen, tussen zijn eigen lichaamstemperatuur en de buitentemperatuur, van 90-100˚ Celsius. Door zich helemaal op te krullen en uit de wind te blijven, of zich te verschuilen in zijn hol, kan de poolvos met zijn dikke vacht deze temperatuurverschillen aan.

poolvos
Opgerolde poolvos | Foto: publiek domein

De poolvos is normaliter wit in de winter en bruin/grijs in de zomer. Sommige zomervachten zijn werkelijk prachtig in de verschillende kleurtinten. De rui vindt twee keer per jaar plaats: in mei/juni naar hun zomervacht en in september naar hun wintervacht. De rui begint vanaf de rug en gaat dan langzaam naar voren. Soms blijft een deel van de wintervacht achter op de staart of een deel van de flank.

Witte of blauwe vos

De meest in het oog springende poolvos, is de zogenaamde blauwe vos. In plaats van wit in de winter en bruin/grijs in de zomer, blijven deze dieren het gehele jaar eenzelfde kleur donker blauw/grijs/bruin. Slechts 1 procent van de witte poolvossen zijn blauwe vossen, wat veroorzaakt wordt door een genetisch verschil in de vachtkleur. Met deze kleuren is deze soort te goed zichtbaar in de sneeuwlandschappen van het binnenland en daarom trekken deze dieren vaak naar de kuststreken. Het percentage blauwe vossen kan op sommige plaatsen, zoals in Spitsbergen, oplopen tot 10 procent. Zowel de witte als de blauwe soort werden, vanwege hun uitzonderlijke vacht, fel bejaagd. Helaas zijn er nog steeds mensen bereid om grof geld te betalen voor de pels van deze prachtige dieren, ondanks het feit dat de jacht op de meeste plaatsen inmiddels is verboden.

poolvos
Poolvos | Foto: publiek domein

Ondersoorten en leefgebied

De poolvos komt vooral voor op de arctische toendra van Noord-Amerika, Noord-Europa en Noord-Azië. Ze zijn ingevoerd op de Aleoeten (bij Alaska) en op IJsland is de poolvos zelfs het enige landzoogdier dat daar van oudsher leeft. Ze zijn daar in de laatste ijstijd, toen de zee naar IJsland nog was bevroren, naartoe getrokken. De meest noordelijke populatie leeft op Groenland, de meest zuidelijke bij de Hudsonbaai. Er bestaan verschillende ondersoorten van de poolvos, die zijn geordend naar de plaats waar ze voorkomen. Zo heb je Groenlandse poolvossen, IJslandse poolvossen en poolvossen die leven op het Beringeiland en de Pribilofeilanden. Deze laatste twee eilanden liggen overigens in de Arctische zee tussen Rusland en Amerika. Maar in wezen zouden er nog meer ondersoorten moeten worden benoemd, want ze komen ook voor als aparte populaties op andere eilanden of in aparte gebieden. Zoals in Scandinavië, op Groenland, Spitsbergen en Quebec. De ondersoorten worden vooral benoemd als het gaat om hoe de populatie ter plekke overleeft en zich voortplant. Zo zijn er in het verleden poolvossen uitgezet op het Noorse vulkaaneiland Jan Mayen, maar die populatie is door de jacht nu uitgestorven.

poolvos
Poolvos nog niet geheel in winterkleed | Foto: publiek domein

Poolvos leeft solitair of in kleine groepjes

Poolvossen leven meestal solitair, behalve in de paartijd. Ze zijn over het algemeen monogaam, maar in sommige gebieden, of in tijden van overvloed, leven poolvossen ook in kleine groepjes met een of meerdere mannetjes en een aantal vrouwtjes. Soms blijven de kinderen uit een vroeger nest ook in de groep en helpen ze mee bij de opvoeding van de nieuwe jongen. De grootte van de populatie en de hoeveelheid nesten hangt direct samen met de aanwezigheid van voldoende voedsel. Poolvossen leven vooral van de jacht op lemmingen. De aanwezigheid van lemmingen fluctueert elke drie tot vijf jaar en dat zie je terug in de vossenpopulatie. Gelukkig houden poolvossen ook van vogels, eieren, bessen, insecten, sneeuwhazen en zeehondenjongen. Bovendien eten de poolvossen die aan de kust leven ook aangespoelde vis en schaaldieren.

poolvos
Poolvossen kunnen enorme afstanden afleggen | Foto: publiek domein

Ze jagen zowel overdag als ’s nachts, waarbij de poolvos zijn prooi besluipt. Met zijn fijngevoelige oren en uitstekende neus, hoort hij het minste geritsel en ruikt hij zijn prooi zelfs onder een dik sneeuwdek. Als hij dichtbij genoeg is springt hij eerst recht omhoog en dan bovenop zijn slachtoffer, met zijn snuit diep in de sneeuw. Hij kan ook goed rennen; in een korte sprint haalt hij 50 kilometer per uur. Op de koude toendra moeten ze goed blijven eten. Als er genoeg voedsel voorhanden is, kunnen ze wel vijftig lemmingen per dag aan! Om de winter goed door te komen eten ze in de herfst extra veel, waardoor hun gewicht 50 procent toeneemt. Soms begraven ze hun voedsel om er later naar terug te kunnen keren. In de winter trekken ze vaak mee met de ijsberen, waarbij ze soms wel honderden kilometers afleggen. Ze voedden zich dan met de resten van de prooidieren die door de ijsberen zijn achtergelaten. Poolvossen migreren meestal niet, behalve als ze op zoek zijn naar voedsel. Slechts een kleine vier procent zoekt naar andere gebieden of leeft als nomade. Deze dieren hebben dan wel een veel grotere kans om eerder te overlijden dan de 96 procent die rondtrekt binnen hun eigen gebied. In 2019 hebben onderzoekers met behulp van zenders vastgesteld, dat een vrouwelijke poolvos in een reis van Spitsbergen naar Ellesmere-eiland in Canada, in 76 dagen 3.506 kilometer heeft afgelegd. Ze liep daarbij op één dag soms wel 155 kilometer!

Voortplanting

In april en mei is het paarseizoen van de poolvos. De monogame stelletjes installeren zich in hun holen. Soms graven ze een nieuw hol van zo’n 30 m², maar meestal maken ze gebruik van oude holenstelsels, die soms al generaties lang worden gebruikt. De verschillende holen worden verbonden met gangenstelsels. Zo’n heel systeem van holen gangen kan wel 1000 m² beslaan. Ze maken verschillende holen met het liefst tientallen uitgangen en liggend op het zuiden, zodat ze in het hol profijt hebben van de zon. Bij het kiezen van een hol is de mogelijke bescherming van het nest belangrijker dan de aanwezigheid van voedsel.
.

.
De zwangerschap van het vrouwtje duurt zo’n 54 dagen en de nesten bestaan meestal uit zo’n 5-12 jongen, afhankelijk van de omgeving en voedselvoorraad. De jongen worden, naast welpen, ook wel kits genoemd. Als er te weinig voedsel is kan het paar besluiten om niet te paren, of de sterkste jonkies eten de kleinere broertjes of zusjes op om te kunnen overleven, gelukkig komt dat niet vaak voor. De kits worden blind geboren met een donkerbruine vacht. Nu is al het verschil tussen een witte en blauwe vos zichtbaar. In de oren en rond de snuit heeft de witte vos grijze haren, de blauwe niet. Na 14 tot 16 dagen gaan de ogen open en na een maand komen ze voor de eerste keer uit het hol. Daarna worden ze nog vier tot tien dagen gespeend. Na drie weken krijgen ze voor het eerst vast voedsel. De ouders zorgen beiden voor de kits en soms helpen ook groepsleden mee in de opvoeding of bij de aanlevering van voedsel. In de herfst verlaten de meeste jongen het nest. Na tien maanden zijn de jonge poolvossen geslachtsrijp.
.

Populatie

In het eerste levensjaar is de sterfte onder poolvossen met 75 procent het grootst. Ze zijn dan een gemakkelijke prooi voor natuurlijke vijanden, zoals wolven, beren en arenden. Als ze het eerste jaar overleven kunnen ze in het wild zo’n elf jaar oud worden, in gevangenschap kan dat oplopen tot vijftien jaar. De populatie wordt nu geschat op honderdduizenden exemplaren, verdeeld over de verschillende gebieden, maar de gezondheid en kwetsbaarheid van de poolvos verschilt aanzienlijk per gebied. De natuurlijke vijanden van de poolvos zijn in de loop van de tijd veranderd. Door het verdwijnen van wolven en beren zijn de twee grootste gevaren nu de rode vos en, uiteraard, de mens.

Al in vroeger tijden werd er door de oorspronkelijke bevolking van Inuit en Sami gejaagd op de poolvos vanwege de vacht. Zij gebruikten die om kleding voor zichzelf te maken, zodat ze de kou konden overleven. Later werd de vacht interessante handelswaar en ging de prijs omhoog, wat leidde tot een toename van de jacht door pelsjagers. Gelukkig is de jacht op de (pool)vos nu grotendeels verboden en heeft de soort, door de grote worpen van soms wel 15 jongen, stand weten te houden. In de meeste gebieden doen ze het dus eigenlijk best goed, behalve in Scandinavië en op Mednyeiland (Rusland).
.

.
In Scandinavië lopen de poolvossen al eeuwenlang gevaar door de jacht, maar recentelijk ook door de opkomst van de rode vos. Deze soortgenoot kan zich door de opwarming van de aarde nu veel beter handhaven in het noorden en neemt ruimte en voedsel in beslag. Op Mednyeiland is de populatie verzwakt door een ziekte. Er zijn er nu nog zo’n 100, dat is 10 tot 15 procent van de oorspronkelijke aantallen. De dieren worden behandeld voor deze ziekte, maar daarnaast is er ook sprake van vergiftigd voedsel door de hoge concentraties kwik in de natuur. Of deze populatie het gaat overleven, is dus nog maar de vraag.

De poolvos komt in Nederland uiteraard niet meer voor, de laatste keer dat er een poolvos over onze grond liep was in de laatste ijstijd, zo’n 100.000 tot 10.000 jaar geleden. Daarna kwamen ze alleen nog voor in pelsdierfokkerijen, maar gelukkig zijn die in Nederland vanaf 2008 verboden. Toch worden ze soms toch nog aangetroffen.
.

.
Het is een groot goed dat de meeste populaties in de wereld het goed doen en laten we hopen dat de opwarming van de aarde niet leidt tot het uitsterven van de poolvos. Dat risico is best groot, want net als de ijsbeer heeft de poolvos de arctische toendra en daarmee vooral ook de kou, nodig om te kunnen overleven.

Bronnen:

©AnimalsToday.nl Hansje Cozijnsen