Behalve schildpadden zijn er nog meer dieren die heel oud kunnen worden. Een daarvan is de Groenlandse haai. Deze oceaanreus kan een leeftijd bereiken van wel 500 jaar! Maar wat maakt dat deze haai zo oud kan worden dat hij ons allemaal overleeft?
De Groenlandse haai (Somniosus microcephalus), ook wel Gruishaai genoemd, behoort tot de familie van de sluimer- of ijshaaien (Somniosidae). In het Engels heet deze soort Greenland- of Gurry shark. De soort komt vooral voor in het noordelijke deel van de Atlantische oceaan en speelt een grote rol in het leven en in de verhalencultuur van de Inuit. Zij noemen hem Eqalussuaq.
Het dier is grijs of bruin, heeft kleine blauwe ogen en een ronde snuit en, verhoudingsgewijs, een kleine rugvin en borstvinnen. Qua grootte komt hij het meest overeen met de grote witte haai (Carcharodon carcharias), ook wel mensenhaai genoemd. Hij wordt zo’n 6.4 tot 7.3 meter lang en weegt dan zo’n 1000 tot 1400 kilogram. Een flinke reus dus. De mannetjes zijn overigens kleiner dan de vrouwtjes.
In hun bek hebben ze scherpe en gepunte tanden in de bovenkaak, en bredere maar ook gepunte tanden in de onderkaak. Ze kunnen hun kaak uitrollen waardoor ze hun tanden om de prooi heen kunnen slaan, daarna maken ze rolbewegingen met hun kop zodat er stukken vlees losraken of zelfs de hele prooi in een keer naar binnen glijdt. Ze leven van allerlei soorten vis en aas, maar in de maag van sommige haaien zijn ook hele zeehonden gevonden en zelfs rendieren en ijsberen! Hoe ze deze dieren hebben kunnen vangen is nog een raadsel. Ze zijn namelijk, door hun trage stofwisseling, heel langzaam. Hun zwemsnelheid is ongeveer 1.22 km/uur, terwijl zeehonden 35 km/uur kunnen halen. De theorie is dat ze dieren in hun slaap overvallen of dat ze dieren vangen die in de problemen zijn geraakt.
De leefwereld van deze soort bevindt zich in de diepere delen van de oceaan, gemiddeld tussen de 200 en 600 meter, maar ze zoeken echt de kou op en verblijven dus soms ook op dieptes variërend van 0 tot 2200 meter. Dat ze zulke dieptes aankunnen komt overigens door de drie soorten hemoglobine in hun bloed, waarmee ze makkelijk zuurstof aan kunnen maken. Ze migreren zodra het te warm voor ze wordt en kunnen dan vanuit het noorden naar de Golf van Mexico trekken.
.
Ouderdom Groenlandse haai
Waarom de Groenlandse haai zo oud kan worden is nog niet helemaal duidelijk, maar heeft in elk geval te maken met een heel trage stofwisseling. Het hart klopt elke 10 seconden, ter vergelijking: bij een mens is dat elke seconde of soms nog vaker. Wetenschappers hebben de lenzen en hoornvliezen van gevangen dieren onderzocht door middel van koolstofdatering, om te zien hoe oud ze waren. Op deze manier is bij één exemplaar vastgesteld dat deze 392 jaar oud was, plus of minus 120 jaar. Dat zou betekenen dat hij/zij zelfs 512 jaar oud zou kunnen zijn! De trage stofwisseling heeft nog meer consequenties, behalve hun ouderdom en hun snelheid, helpt het ze ook te leven in heel koud water en zorgt het ervoor dat ze heel langzaam groeien. Per jaar wordt deze soort slechts 1 centimeter groter, ze zijn dan ook pas na 150 jaar geslachtsrijp.
Voortplanting
Het vrouwtje is eierlevendbarend, dat wordt ook wel ovovivipariteit genoemd. Daar wordt mee bedoeld dat als de eitjes bevrucht worden door paring, ze deze eieren niet ergens legt om uit te komen, maar ze in haar buik houdt tot ze uitkomen. Er is dus geen sprake van een placenta of navelstreng, zoals bij zoogdieren, maar ze produceert een soort gas waardoor de uitgekomen kleine haaitjes in haar buik kunnen overleven, totdat ze groot genoeg zijn om gebaard te worden. Hierdoor zijn de kleintjes beter beschermd en hebben ze de tijd om groot genoeg te groeien om zichzelf te kunnen voeden en beschermen, als ze uiteindelijk het moederlichaam verlaten. Guppy’s doen het trouwens ook zo en kunnen wel 200 kleintjes baren in een paar uur tijd. De Groenlandse haai heeft meestal een worp van zo’n tien jongen. Als ze gebaard worden zijn deze zo’n 38 tot 42 cm groot.
Copepods
Een ander interessant feit over het leven van deze haai is, dat ze samenleven met parasieten die zich vastklampen aan de staart en dan door de golfbewegingen uiteindelijk bij de ogen terechtkomen. Deze parasieten, copepods of zoöplankton genoemd, leven van het weefsel rond de ogen. De gastheer wordt hierdoor uiteindelijk blind, maar toch levert deze symbiose de haai ook iets op. De parasieten zijn namelijk lichtgevend en trekken zo prooidieren aan. Het gezichtsvermogen voor deze soort is ook minder belangrijk, omdat ze vaak zo diep zwemmen dat het sowieso te donker is om iets te kunnen zien. Ook kunnen ze in het donker heel goed beweging detecteren en beschikken ze over een zeer goed ontwikkelde reukzin.
Relatie tot de mens
Volgens de Rode Lijst van IUCN behoort deze soort tot de ‘bijna bedreigde’ diersoorten. Dat komt voornamelijk omdat er vroeger veel op deze vis gejaagd werd vanwege de lever, waar olie uit werd gehaald die goed zou zijn voor de gezondheid. Ook dachten ze dat de aanwezigheid van deze grote vis andere, kleinere vissen, zou wegjagen. Omdat ze zo langzaam groeien en het lang duurt voor ze zich voortplanten, is de populatie nog niet hersteld. Wat de exacte populatie is, is moeilijk vast te stellen omdat ze zich in zulke diepe wateren ophouden.
.
Giftig
Het vlees van de Groenlandse haai is voor mensen gelukkig giftig. Dat komt omdat het lichaam van dit dier veel ureum bevat, een stof die ze nodig hebben om het zoutgehalte in hun lichaam aan te passen aan het water waarin ze leven. Als ze dit niet zouden hebben, zouden ze water innemen of verliezen en zo sterven. Voor de haai is ureum ook giftig en daarom produceren ze grote hoeveelheden TMAO (trimethylamine N-oxide) waarmee ze hun lichaam in balans houden. Het is deze TMAO die vooral giftig is. Desondanks wordt in IJsland de huid van deze soort bereid door hem enige weken buiten, onder een laag stenen, te laten fermenteren en daarna in de wind te drogen. Dit gerecht heet Kæstur hákarl. Het schijnt naar ammoniak te smaken, maar wordt gezien als een delicatesse.
In principe zou de Groenlandse haai qua grootte en kracht een mens kunnen opeten, maar dat is nooit geregistreerd. Ze zullen elkaar ook niet vaak tegenkomen in de koude en diepe zee. Soms worden ze als bijvangst gevangen, zelfs in de kustwateren voor Nederland is dat tussen 1952 en 1986 drie keer voorgekomen, maar gelukkig gebeurt dat op zo’n kleine schaal dat ze nu rustig hun leven kunnen leiden en zich kunnen voortplanten in de koude diepten van de Atlantische oceaan.
Bronnen:
©AnimalsToday.nl Hansje Cozijnsen