Maar liefst 60 procent van de grote herbivoren wordt met uitsterven bedreigd en 58 procent leeft in snel krimpende populaties. Deze schokkende conclusie trokken 16 wetenschappers in hun onderzoek dat recent werd gepubliceerd in het wetenschappelijk tijdschrift Science Advances.
Bejaging één van de grootste factoren
De wetenschappers vrezen dat over tienduizend jaar de historici het huidige verlies aan biodiversiteit en het uitsterven van veel grote herbivoren zullen vergelijken met die tijdens het Pleistoceen tijdperk, waarin nagenoeg alle grote dieren zijn (uit)gestorven door overbejaging. In deze periode, zo’n 11.000 jaar geleden, zijn onder meer de mammoeten, sabeltandtijgers en wollige neushoorns uitgestorven. En net als tijdens het Pleistoceen vormt ook heden ten dage overbejaging door de mens de grootste bedreiging voor herbivoren. Het uitsterven van de Afrikaanse zwarte neushoorn en de Vietnamese Javaanse neushoorn zijn volgens de wetenschappers sombere recente voorbeelden van deze langdurige trend.
Bij aanvang van het onderzoek werd verwacht dat de veranderende leefomgeving van de dieren de grootste bedreiging zou vormen, maar tot verbazing van hoofdonderzoeker William Ripple van de Universiteit van Oregon bleek dat de jachtlust van de mens een op z’n minst even grote factor speelt bij het verdwijnen van de onderzochte diersoorten.
Grote herbivoren
Ripple richtte zich, samen met zijn team van wetenschappers, op herbivoren van meer dan 100 kilo, waarvan er 74 soorten bekend zijn, waaronder olifanten, neushoorns, gorilla’s, giraffes, okapi’s, paarden, nijlpaarden, kamelen, tapirs, enkele soorten grote herten, antilopen en zes soorten wilde zwijnen en varkens.
Het grootste gedeelte van deze bedreigde herbivoren leven in Azië en Afrika. Van de herbivoren in Azië wordt 19 procent van met uitsterven bedreigd. In Afrika leven zo’n 32 soorten herbivoren, waarvan er 12 dreigen te verdwijnen. In Zuid-Amerika komen slechts vijf soorten grote herbivoren voorkomen, maar vier daarvan dreigen uit te sterven. De Europese bizon lijkt de enige grote herbivoor te zijn die op ons continent met uitsterven wordt bedreigd.
De recent gepubliceerde studie volgt op een eerder onderzoek van Ripple, waarbij onderzoek werd gedaan naar bedreigingen voor de 31 grootste (niet-menselijke) carnivoren op de wereld. Uit dit onderzoek volgde dat maar liefst 77 procent van deze dieren in getale afneemt dan wel met uitsterven wordt bedreigd.
Overkill
Het is alom bekend dat neushoorns en olifanten op grote schaal het slachtoffer zijn van illegale jacht en stroperij. Onlangs berichtte PiepVandaag.nl nog dat stropers in Tanzania sinds 2009 maar liefst 60 procent van de olifantenpopulatie hebben gedood. Volgens het recente onderzoek van Ripple zijn echter ook veel andere herbivoren hier steeds vaker het slachtoffer van; van wilde zwijnen tot giraffes en van nijlpaarden tot tapirs.
Extensieve overbejaging voor de menselijke consumptie is in de Derde Wereldlanden de grootste factor voor het steeds kleiner worden van de populaties herbivoren, aldus de wetenschappers. Dat juist herbivoren erg kwetsbaar zijn voor overbejaging komt met name door de langzame voortplanting en de lange dracht van de zoogdieren. De grootste dieren en degenen die zich het langzaamst voortplanten, zijn het meest kwetsbaar en sterven over het algemeen het eerst uit.
In Zuidoost Azië heeft de overbejaging en de stroperij inmiddels geleid tot het zogenoemde ‘lege bossen syndroom’; in bosrijke gebieden waar eerst een bloeiende flora en fauna was, is nu geen groot zoogdier of vogel meer te vinden. De wetenschappers vrezen dat dit verschijnsel zich zal uitbreiden tot een ‘leeg landschap syndroom’, waar grote herbivoren helemaal zijn verdwenen uit het landschap ten gevolge van de groeiende populatie mensen en de daaruit voortvloeiende groeiende vraag naar ‘bushmeat’ en traditionele medicatie.
De jacht is overigens niet de enige bedreiging van de diersoorten. Het verlies van hun leefomgeving, ook veroorzaakt door de mens, vormt een andere grote bedreiging. Volgens het onderzoek van Ripple is de gemiddelde grote herbivoor zo’n 81 procent van zijn oorspronkelijke leefgebied verloren door het explosief groeiende leefgebied van de mens en diens vee, waaronder runderen, geiten en schapen, die veel land nodig hebben om te grazen.
Belangrijke invloed op omgeving
‘s Werelds grootste dieren spelen vanaf hun geboorte tot ver na hun dood een grote rol in het ecosysteem. Zo verspreiden ze zaden, onderhouden graslanden en creëren benodigde open gebieden in een bosrijke omgeving. Zelfs nadat ze zijn overleden hebben ze nog een positieve invloed op hun leefomgeving. Niet alleen omdat ze dan veelal een zeer welkome maaltijd vormen voor aaseters, maar ook omdat hun karkassen nog jaren na het overlijden de bodem kunnen voorzien van calcium en andere voor de vegetatie belangrijke mineralen.
De grote herbivoren hebben niet alleen een grote invloed op de bodem en de vegetatie in hun leefomgeving, ook veel kleine(re) diersoorten zijn voor hun bestaan van hen afhankelijk. Kleine vissoorten voeden zich bijvoorbeeld met de wonden van een nijlpaard en de mest van Aziatische olifanten wordt overdag door amfibieën gebruikt als schuilplaats tegen de zon. De kuilen die bizons maken met het rollen door de aarde creëren waardevolle watervoorzieningen en badplaatsen voor kleine amfibieën en vogels en door het grazen van de bizons ontstaat leefgebied voor prairiehonden en andere kleine dieren. Ossenpikkers zijn afhankelijk van grote herbivoren omdat zij een bron van ‘ectoparasieten’ vormen waarmee de vogels zich voeden.
Het uitsterven van één diersoort kan dus een heel ecosysteem doen ontwrichten en het begin van het einde betekenen voor de dieren die van dat leefgebied, of van de grazer zelf, afhankelijk zijn.
Geen onomkeerbaar proces
Dat 60 procent van de grote herbivoren met uitsterven wordt bedreigd, betekent volgens de onderzoekers niet per se dat ze uiteindelijk allemaal zullen verdwijnen. De laatste honderd jaar zijn er meerdere succesverhalen geweest van grote projecten die hebben gezorgd voor het behoud van diverse diersoorten, het vergroten van hun leefgebied en de populatie. Zo waren er in 1894 nog maar 40 witte neushoorns in de wereld. Inmiddels zijn dat er ongeveer 20.000. Hierbij moet helaas de negatieve kanttekening worden geplaatst dat ze inmiddels weer op grote schaal worden bedreigd door illegale jacht en handel in ‘bushmeat’ en ivoor. Van de noordelijke witte neushoorn is nog slechts één mannetje in leven, die dag en nacht wordt bewaakt door een team gewapende ‘beveiligers’.
Een ander succesverhaal is dat van de Amerikaanse bizon, waarvan er in 1900 een kleine 2000 waren en anno nu ongeveer 30.000 dieren leven in beschermde kuddes en nationale parken. Daarnaast leven er nog zo’n half miljoen op boerderijen verspreid over Amerika. Ook het Prezwalski paard heeft een come-back gemaakt, zij het iets beperkter in omvang. Hoewel er van de paarden in de jaren zestig geen wilde dieren meer in leven waren, leven er nu in Mongolië ruim 300 in vrijheid.
Volgens de onderzoekers bewijzen deze succesverhalen dat voor grote herbivoren die met uitsterven worden bedreigd het tij kan worden gekeerd wanneer de mens zich ervoor inzet, zelfs als er nog maar enkele exemplaren over zijn. Zo stammen alle Europese bizons (zo’n 2300 dieren) af van slechts een tiental gedomesticeerde exemplaren en alle Prezwalski paarden zijn afkomstig van dezelfde 14 voorouders. Om het tij te keren en te zorgen voor het behoud van dieren die nu met uitsterven worden bedreigd, is volgens de onderzoekers wel een grote som geld en een onuitputtelijke inzet nodig:
“De rijkere bevolkingsgroepen zullen de middelen moeten leveren die nodig zijn voor het behoud van het wereldwijde natuurlijke leefgebied voor de grote herbivoren. Een zekere mate van ontwikkeling en gerechtigheid is noodzakelijk om ervoor te zorgen dat de locale bevolking voordelen kunnen behalen aan het beschermen van de grote grazers [..] Participatie van de locale bevolking is van essentieel belang voor het succes van de programma’s, nu de mensen zich er eerder aan zullen houden wanneer ze zijn betrokken en het gevoel hebben dat ze invloed hebben op het eindresultaat”.
Daarbij roepen de onderzoekers op om de vraag naar producten afkomstig van bedreigde diersoorten aanzienlijk te verkleinen, zo niet te doen verdwijnen, de beschermde leefgebieden te vergroten en met elkaar in verbinding te brengen en is het belangrijk dat mensen overstappen van dierlijke op plantaardige proteïnen. Ook is het belangrijk dat er meer onderzoek komt naar de minder bekende en minder populaire herbivoren. De wetenschappers dringen dan ook aan om niet alleen de populaire, toeristentrekkende en ‘aaibare’ herbivoren te beschermen, maar ook de minder bekende, even belangrijke soorten. Alle dieren tezamen zorgen voor het benodigde evenwicht van het ecosysteem waar ook wij van afhankelijk zijn.
Bron ©PiepVandaag.nl Anya van Eijck