Een internationaal team van wetenschappers onderzocht gedurende 16 jaar (1999-2015) de gevolgen van de wereldwijde vraag naar natuurlijke hulpbronnen voor de populaties van Borneose orang-oetans. De resultaten onthulden schokkende cijfers die bevindingen uit eerdere recente onderzoeken bevestigen, waardoor deze orang-oetan – officieel genaamd de Pongo pygmaeus – als ernstig bedreigde diersoort op de Rode Lijst van de Internationale Unie voor de Conservatie van Natuur is geplaatst.
Wetenschappers en onderzoekers van 38 internationale instituties sloegen voor dit onderzoek de handen ineen, onder leiding van onderzoekers van het Max Planck Instituut voor Evolutionaire Antropologie in Leipzig, het Duitse Centrum voor Integratief Biodiversiteitsonderzoek (iDiv) en de Liverpool John Moores Universiteit (LJMU). Op 15 februari 2018 werden de onthutsende resultaten in Current Biology gepubliceerd.
Dat bijna 150.000 orang-oetans zijn verdwenen de afgelopen 16 jaar heeft twee betekenissen. Ten eerste betekent het dat er meer orang-oetans op Borneo leefden dan vooraf geschat werd en dat is een positieve constatering. Ten tweede houdt dit helaas ook in dat deze prachtige dieren in een nog hoger tempo verdwijnen dan onderzoekers verwachtten. Serge Wich van de Liverpool John Moores Universiteit, coauteur van het onderzoeksrapport, lichtte toe op de bedroevende onderzoeksresultaten:
“Ik had verwacht een vrij sterke daling in het aantal orang-oetans te zien, maar ik had niet kunnen anticiperen op zo’n sterke daling. We hebben de verzamelde data voortdurend opnieuw geanalyseerd om er achter te komen of we ergens een fout hadden gemaakt. Je zou denken dat het onmogelijk om zulke grote getallen kan gaan, maar helaas is het wel zo.”
Meetinstrumenten
Niet duurzame exploitatie van natuurlijke bronnen – veelal voor hout (papierpulp) en palmolie – tast de tropische bossen op Borneo ernstig aan en leidt in toenemende mate tot groot verlies van biodiversiteit. Snelle technologische ontwikkelingen op het gebied van teledetectie maken het mogelijk om op grote schaal nauwkeurige schattingen omtrent veranderingen in landgebruik te maken. Aan de hand van resultaten uit veldonderzoek (het observeren van nesten), Predictive Modeling (voorspellen van toekomstige ontwikkelingen met behulp van reeds beschikbare gegevens) en teledetectie, werd onderzocht wat het effect is van het gebruik van natuurlijke bronnen en het veranderen van landgebruik, op de dichtheid en verspreiding van de orang-oetan populaties.
Populaties Borneose orang-oetans
Door verspreidingsbarrières als rivieren, hoofdwegen en gebieden zonder bebossing leven de dieren verdeeld over 64 groepen, ofwel metapopulaties. Maar 38 van de 64 geïdentificeerde metapopulaties bestaan uit meer dan 100 individuen en zijn onderverdeeld in één of meerdere subpopulaties. De drie grootste metapopulaties werden aangetroffen in het Indonesische deel van Borneo, Kalimantan, en zijn ernstig in omvang afgenomen.
In de periode van 1999 tot 2015 verloor de grootste metapopulatie, Western Schwaner, naar schatting 42.700 individuen. In 2015 werden er nog maar 40.700 individuen binnen deze metapopulatie geteld, wat duidt op een ruime halvering in 16 jaar tijd. Eastern Schwaner, de op één na grootste populatie, verloor 20.100 individuen en in 2015 waren er naar schatting nog maar 16.800. Binnen de op twee na grootste populatie in Karangan verdwenen 8.200 individuen en waren er naar schatting nog 9.000 in 2015. Het totale geschatte verlies van Borneose orang-oetans tussen 1999 en 2015 komt uit op 148.500 individuen.
Oorzaken
Onderzoeksresultaten wijzen uit dat tussen 1999 en2015 de helft van de orang-oetan populaties is getroffen door houtkap, ontbossing en de aanleg van industriële plantages (voor de oliepalm en papierpulp). In deze gebieden in Kalimantan en Sabah zijn de hoogste percentuele afnamen te zien, te weten 63 procent en 75 procent. Maria Voigt van het Max Planck Instituut voor Evolutionaire Antropologie vertelt:
“De afnemende dichtheid van populaties was het ernstigst in gebieden die werden ontbost of getransformeerd voor industriële landbouw, gezien orang-oetans moeite hebben buiten beboste gebieden te leven.”
Echter, de meeste orang-oetans leven in primaire bossen en bossen waar selectief gekapt wordt in Kalimantan en Sabah. De percentuele afname van orang-oetans ligt hierdoor lager, 49 en 56 procent, maar door de grote hoeveelheid orang-oetans en de dichtheid van de populaties die in deze gebieden leven is er hier sprake van het grootste absolute verlies van individuen. In selectief gekapte en primaire bossen in Kalimantan verdween 67 procent (93.000 individuen), in Sabah verdween 72 procent (6.100 individuen) en in Sarawak verdween 83 procent (900 individuen). Dit houdt in dat er, naast verandering in landgebruik, andere factoren aanwezig zijn die hier een grote rol in spelen. Maria Voigt vervolgt:
“Wat zorgelijk is, is dat de meeste orang-oetans verdwenen zijn in beboste gebieden die gedurende de onderzoeksperiode ongewijzigd bleven. Dit impliceert dat jagen een grote rol speelt.”
Deze constatering onderbouwt resultaten uit eerder verrichte onderzoeken waaruit naar voren kwam dat jagen een grote rol speelt in het enorme verlies van grote aantallen orang-oetans. The Guardian vermeldt hierover:
“Jagers trekken de beboste gebieden in op zoek naar varkens en herten, maar een grote orang-oetan wordt ook zonder aarzeling afschoten voor consumptie. Vrouwtjes worden zo nu en dan gedood, om vervolgens de jongen als huisdieren te verkopen. Een nog veel grotere hoeveelheid orang-oetans wordt gedood wanneer zij plantages of menselijke woongebieden betreden.”
Daarnaast vormen stroperij en de nationale en internationale handel in, en vraag naar babyorang-oetans als huisdier een grote bedreiging voor de dieren.
Onwetendheid lokale bevolking
Animals Today schreef eerder over de redding van jonge orang-oetans die als huisdier werden gehouden in Borneo het volgende: Een recente studie toonde aan dat 27 procent van de bevolking in Kalimantan niet op de hoogte is van de wetgeving rondom de bescherming van de orang-oetan, aldus de Internationale Unie voor de Conservatie van Natuur (IUCN). Campagnes zijn cruciaal voor het informeren van de lokale bevolking over natuur- en dierenbescherming. Deze kunnen het publiek aanmoedigen om de organisaties te steunen en helpen de orang-oetan te behouden.
Later berichtte Animals Today over twee orang-oetans die in Ketapang op het Indonesische deel van het eiland Borneo zijn gered door de politie en International Animal Rescue (IAR). De twee dieren, een mannetje van een jaar en een vrouwtje van rond de 8 maanden, zaten opgesloten in kleine hokken bij de online smokkelaar en waren gereed voor verzending naar hun koper.
Helaas gebeurt dit soort praktijken heel vaak op Borneo en ook over Amy schreef Animals Today: In een afgelegen dorpje op West-Borneo werd Amy jarenlang in een houten krat gehouden. International Animal Rescue kreeg hoogte van de zaak en stuurde een team om haar te bevrijden van dit gruwelijke, opgesloten leven. Ook volgens Serge Wich is het geven van voorlichting aan de lokale bevolking noodzakelijk:
“We moeten samenwerken met de mensen om hen te helpen begrijpen dat orang-oetans geen gevaar vormen en dat het illegaal is ze te doden.”
Een benadering die volgens hem zou kunnen werken is het inzetten van Maleisische en Indonesische rolmodellen om met behulp van sociale media bewustzijn rondom orang-oetans te creëren. Wich vervolgt:
“We weten dat de sterke daling voor een groot deel te wijten is aan de jacht, en als we die tendens weten te keren, zouden de populaties zich na verloop van tijd mogelijk kunnen herstellen. Wanneer leefgebieden verdwijnen is dat voorgoed, maar de bossen zijn er nog steeds. Als we de jacht en het doden een halt toe kunnen roepen kunnen we het tij keren.”
Voortplantingscyclus
Orang-oetans planten zich maar heel weinig voort. Vrouwtjes zijn pas vanaf twaalfjarige leeftijd geslachtsrijp en de draagtijd is net als bij mensen 9 maanden, waarna meestal maar één jong geboren wordt. Gemiddeld krijgt ze in haar leven 2 à 3 jongen die niet altijd allemaal in leven blijven. Er zit bij orang-oetans wel 8 jaar tijd tussen twee zwangerschappen. Deze trage voortplantingscyclus vormt een extra bedreiging voor het voortbestaan van de diersoort. Zelfs het sporadisch doden van een orang-oetanvrouwtje (1 procent per jaar) kan al leiden tot het uitsterven van populaties.
Aanpassingsvermogen
Gedurende het 16-jarig onderzoek werd aangenomen dat orang-oetans niet kunnen overleven in gebieden zonder bomen. Ze zijn vaak beschreven als een zeer gevoelige soort die alleen in de meest ongerepte ecologische omstandigheden kan overleven. Toch is ook gebleken dat ze een redelijk groot aanpassingsvermogen hebben.
Hoe meer onderzoekers over orang-oetans leren, des te meer wordt duidelijk hoe veerkrachtig ze zijn en zich kunnen aanpassen aan nieuwe uitdagingen. Orang-oetans lopen bijvoorbeeld vaker op de grond dan eerder werd gedacht en ze kunnen zich voeden met planten die niet tot hun natuurlijke dieet behoren, zoals acacia of oliepalm. Deze gedragingen zouden het mogelijk kunnen maken om te overleven in gefragmenteerde landschappen en veel kleinere beboste gebieden dan eerder werd gedacht. Maria Voigt:
“Uit de gegevens die we hebben verzameld blijkt dat orang-oetans over grotere gebieden verspreid zijn en ook voorkomen in aangetaste bossen en zelfs op een aantal plantages.”
Dankzij hun vermogen zich aan te passen aan veranderende omstandigheden worden de nadelige effecten van ontbossing in relatie tot de afnemende dichtheid van de populaties mogelijk met enkele jaren vertraagd.
Toekomstverwachting Borneose orang-oetans
Tussen 2015 en 2050 wordt verwacht dat er nog 45.300 orang-oetans zullen verdwijnen. Dat houdt in dat er in 2050 nog maar 31.100 orang-oetans op Borneo zouden leven. Deze afname in aantallen is echter enkel gebaseerd op de directe gevolgen van het verdwijnen van leefgebieden. Het aantal dieren dat door mensen gedood wordt voor voedsel of tijdens conflicten met mensen is niet in deze berekening meegenomen.
Uit cijfers die naar voren kwamen uit veldonderzoek (interviews en enquêtes) uitgevoerd in Kalimantan, blijkt dat er op jaarbasis gemiddeld 2.256 orang-oetans door mensen worden gedood. Omdat er geen andere plausibele verklaringen voor het verlies van orang-oetans in ogenschijnlijk onaangetaste leefgebieden werden gevonden, is het doden van de dieren doormensen de meest logische verklaring voor het verlies. Als we deze cijfers erbij betrekken zullen er de komende 32 jaar nog veel meer dan 45.300 orang-oetans van Borneo verdwijnen. Bovendien leven veel dieren in kleine, uiteengevallen populaties met minder dan 100 individuen, die waarschijnlijk in de nabije toekomst zullen verdwijnen.
Vandaag in 2018 leven er nog zo’n 10.000 orang-oetans in gebieden die tot nog toe bebost zijn, maar bestemd zijn voor toekomstige oliepalmplantages. Zodra deze transformatie in gang wordt gezet zullen hoogstwaarschijnlijk de meeste van deze 10.000 dieren sterven.
Hoe verder?
Ontbossing, industriële oliepalmplantages en papierpulpplantages als reactie op de wereldwijde vraag naar natuurlijke hulpbronnen, zijn de oorzaak van zo’n 9 procent van het totaal aantal verdwenen orang-oetans. Omgerekend zijn dat 14.000 individuen. Het aantal dieren dat verdwijnt door jacht, stroperij en het doden om andere redenen is alarmerend hoog.
Serge Wich stelt dat orang-oetans flexibel zijn en tot op zekere hoogte kunnen overleven in een mozaïek van bossen, maar alleen als ze niet worden gedood. Wat er volgens Wich nu moet gebeuren is:
“Naast de bescherming van bossen moeten we ons richten op het aanpakken van de onderliggende oorzaken van het doden van orang-oetans. Dit vereist publieke bewustwording en educatie, effectievere wetshandhaving en meer onderzoek naar de reden waarom mensen orang-oetans doden.”
Volgens het internationale onderzoeksteam moet de mensheid nu in actie komen om uitsterving van orang-oetans te voorkomen:
“Instandhouding van biodiversiteit moet doordringen in alle lagen van de politieke en maatschappelijke sectoren en moet een leidend beginsel worden in de publieke discussie en in politieke besluitvormingsprocessen.”
Zij merken overigens op dat Indonesië en Maleisië momenteel werken aan de ontwikkelingen van actieplannen op de lange termijn voor het behoud van orang-oetan populaties.
Verder wijst het team op het belang van het aangaan van effectieve partnerschappen met houtkapbedrijven en producenten van oliepalmen en papierpulp.
Onder druk van milieugroeperingen en ngo’s werd in 2004 het Roundtable on Sustainable Palm Oil (RSPO) opgericht. Het RSPO en het Forest Stewartship Council (FSC) zijn voorbeelden van certificeringsregelingen die deze partnerschappen stimuleren, door consumenten de mogelijkheid te bieden duurzaam gebruik van natuurlijke hulpbronnen door producenten te stimuleren.
Palmolie bedreigt orang-oetans
Vóór 2005 werden met name reeds aangetaste gebieden waar weinig orang-oetans leefden gebruikt voor de aanleg van industriële plantages. Na 2005 is het ruimen van bossen voor de aanleg van oliepalmplantages dramatisch toegenomen. Maleisië en Indonesië produceren samen bijna 90 procent van de palmolie wereldwijd. Echter, de kostprijs hiervoor is hoog. Miljoenen hectare tropische bossen gaan verloren, inheemse volkeren worden verdreven, arbeidsrechten van plantagearbeiders worden geschonden en honderden plant- en diersoorten worden daardoor met uitsterven bedreigd.
Als grootste palmolieproducent ter wereld verdient Indonesië jaarlijks miljarden euro’s. In 2014 bedroeg de Indonesische productie van palmolie 33,5 ton en de wereldwijde vraag ernaar blijft explosief stijgen.
Palmolie heeft bepaalde eigenschappen die moeilijk te vervangen zijn. Het wordt gebruikt in onder andere margarine, zeep, lippenstift, schoonmaakmiddelen, snoep, koek, bakoliën, ijs, industriële smeermiddelen en biodiesel. Grote afnemers van palmolie zijn onder andere de multinationals Unilever en Nestlé. Echter, zoals in dit artikel te lezen is, heeft de productie van palmolie het verdwijnen van immense hoeveelheden tropische bossen tot gevolg. Dit heeft niet alleen een grote impact op de leefomgeving van de mensen en dieren, maar bij het kappen van de bossen wordt ook nog eens een enorme hoeveelheid CO2 uitgestoten.
Het doel van het RSPO is dat de industrie in de toekomst alleen nog duurzaam geproduceerde palmolie verwerkt. Om het begrip ‘duurzaam’ te kunnen definiëren hanteert het RSPO 8 principes en 39 praktische criteria, zoals het borgen van de rechten van landeigenaren en de lokale gemeenschap, maar ook milieucriteria met betrekking tot het kappen van regenwoud en een verbod op het gebruik van chemicaliën. Volgens de Nederlandse Bond voor Duurzame Palmolie (Daspo) was de palmolie die de voedingsmiddelenindustrie in Nederland in 2016 verwerkt heeft voor 90 procent duurzaam.
Discussie
De RSPO-certificering krijgt tot nog toe veel kritiek. Microbioloog en sociaal ondernemer Willy Smits woont en werkt al meer dan 25 jaar in Indonesië. In een interview met dagblad Trouw zei hij weinig vertrouwen te hebben in het naleven van de RSPO-criteria:
“Certificering van palmolie werkt niet in landen waar corruptie nog welig tiert. Er is geen sprake van dat naleving van die wetten wordt afgedwongen.”
Ook milieuorganisatie Greenpeace zegt vraagtekens bij het naleven van de criteria.
“Certificaten garanderen niet dat er geen palmolie wordt gebruikt waarvoor bossen zijn gekapt.”
Bedrijven zouden zich verschuilen achter de certificaten die ze gekregen hebben voor plantages die wel duurzaam zijn, terwijl ze ondertussen op andere plantages rustig op oude voet verdergaan. Wat duurzaam is wordt dus bepaald door het RSPO. Maar de vraag die nu vele discussies doet oplaaien is: hoe duurzaam is duurzame palmolie eigenlijk? En daaruit vloeit voort: Welke garanties geeft certificering ons eigenlijk? Verder is het belangrijk na te denken over de voor- en nadelen van het gebruik van alternatieven. Als consument kun jij zelf ook bewuste keuzes maken.
De eerste stap die de meeste voordelen oplevert is bij jezelf na te gaan of je een product daadwerkelijk nodig hebt. We kopen vaak veel meer dan we nodig hebben en worden verleid door reclames. ‘Consuminderen’, vooral met betrekking tot producten die een negatieve impact op bijvoorbeeld het milieu of gezondheid hebben (zoals dus producten met palmolie), is een daarom een goed begin. Wees en word je bewust van wat je koopt en consumeert. Daarom het welbekende gezegde: Een betere wereld begint bij jezelf.
Bronnen:
- Current Biology
- Duurzaambedrijfsleven.nl
- The Guardian
- IUCN
- Max Planck Vennootschap
- Orangutan Rescue
- Roundtable on Sustainable Palm Oil
- Wikipedia
©AnimalsToday.nl Rianne Kingma
Strijd mee tegen dierenleed!
Related posts
2 Comments
Comments are closed.
Het geld regeerd en daar zal deze planeet aan ten onder gaan.
De mens heeft het vermogen om na te denken, maar laat dat vaak achterwege of het nadenken word alleen gebruikt tot meerdere glorie van hun zelf, egoisme en hebzucht staan nog steeds op 1 en 2
Hier nog wat meer informatie over gedragsbiologie en metapopulatie https://www.ensie.nl/mark-nelissen/metapopulatie